Skip to content 
cambodja
Cambodja 2002
kinderen langs de weg naar Sisophon

Fietsen in Cambodja: slingeren om kuilen, keien en olifanten

tekst: Annemarie Verhallen

Sinds een tijdje is het mogelijk Cambodja per fiets te bezoeken. Zowel het aantal grensovergangen als begaanbare wegen zijn zeer beperkt, maar dat maakt het land niet minder aantrekkelijk. Integendeel, het avontuur roept. Onze voorgangers die hun escapades over het internet verspreidden zijn het er over eens, Cambodjaanse wegen zijn alleen per mountainbike te tackelen. Wij zijn in het bezit van twee prachtige hybriden en beschikken bovendien over een gezonde dosis overmoed. We monteren voor de zekerheid 42 mm banden onder onze slanke rijwielen. De wangen van de banden steken wat vreemd uit, maar we waren toch al van plan een reservebandje in te pakken. Fietszakken erom en hupsakee op het vliegtuig naar Bangkok!

waterdorp

Van Pattaya naar de Cambodjaanse grens

Dit is onze vierde trip naar Bangkok. Vorige reizen hebben we, om aan de metropool te ontsnappen, vele uren wachtend doorgebracht op het treinstation van Don Muang. Nu blijkt opeens dat de luxe airportbussen een speciale ruimte hebben om Hollandse fietsen in te vervoeren. Gratis, no problem. Een tweede, interlokale bus en drie uur later zakken we onderuit in een openlucht tropisch zwemparadijs in Pattaya. Eerst bijkomen, dan pas afzien!

jongen

De kortste weg naar Cambodja vanaf Pattaya valt niet echt mee. De kokoseilandjes langs de kust zijn mooi genoeg voor een Bounty-tussenstop, maar weg ‘3’ langs de kust is breed, saai en verschrikkelijk heet. Regelmatig stoppen we langs de weg voor een kingsize watermeloen of een overdosis cola. De Thai kijken telkens geschokt toe hoe zich een grote plas zweet onder onze zitplaatsen vormt.

Bij nadering van de Cambodjaanse grens zakt de temperatuur en de welvaart. Het laatste Thaise dorpje, Klongh Yai,  is oorspronkelijk boven zee gebouwd. Traditioneel gooit men alles wat weg moet onder de hut. Helaas heeft en en ander zich opgehoopt en komt de vloed niet meer onder de hutten. Lieve hemel wat een viezigheid. Je mag om meer dan één reden wel oppassen dat je niet van de verhoogde betonnen paadjes kukelt.

tandarts

Krong Koh Kong

In Krong Koh Kong melden we ons bij de immigratie. 1400 baht pp willen de heren vangen voor een visum. Wij hebben ons van tevoren georiënteerd. Het officiële bedrag is 1000 baht voor het visum, dus 400 is voor de achterzak. De achterzakafdeling wordt wekelijks uitgebreid. Een lange discussie met ijzersterke argumenten over en weer volgt. Ze zijn niet onvriendelijk maar geven geen cm toe. Uiteindelijk kom ik met mijn laatste troef: ‘Denk je dat we voor de lol fietsen? Wij zijn erg arm!’ en zo krijgen we toch nog 100 baht korting op de achterzak. In de stad worden we door een jongen op een motorfiets naar een blinkend nieuw hotel geleid. (4,50 euro voor twee personen). Ik informeer waarom hij geen nummerbord heeft. ‘Niet nodig, iedereen kent mij hier.’

De volgende ochtend nemen we de boot over zee naar Sihanoukville. Goede snelle boot, de fietsen gaan op het dak. Het enige nadeel is dat de fietsen compleet gepekeld zijn bij aankomst. Een flinke tropische regenbui brengt uitkomst.

eetstal

Bij Sihanoukville ligt een nationaal park. Slechts 13 km buiten de stad volgens diverse bronnen. Na 30 km harde tegenwind en wat wachten op medereizigers en de gids en het bootje en de buitenboordmotor mogen we in het bootje plaatsnemen. De motor doet het niet. Na wat knutselen blijkt men een onderdeel vergeten te zijn, hahaha! Wij vinden het óók wel grappig en de tocht door de mangrove bossen is prachtig, maar na al dat oponthoud beginnen we ons wat zorgen te maken over het daglicht. Iedere wereldfietser weet: ‘Gij zult in rare landen niet fietsen na zonsondergang’ Als we eindelijk de terugtocht aanvaarden blijkt de storm méé uiteraard te zijn gaan liggen. Bij nadering van Sihanoukville is het stikdonker. Om de nodige kilometers en heuvels uit te sparen slaan we een ietwat vage en erg donkere weg in. Op een of andere manier valt het in het stikdonker niet zo op wanneer je recht tegen de berg op fietst. Net als we ons af beginnen te vragen of het wel goed gaat stuiten we op een zendmast. Recht onder ons, ver in de diepte zien we de lichtjes van Sihanoukville. Oeps! Met de nodige halsbrekende toeren belanden we opgelucht in de stad. Later nemen we dezelfde weg terug. Het blijkt de hoofdweg voor tweewielers de stad uit richting Phnom Penh. In de weg bevinden zich metersdiepe vlijmscherpe geulen die we in het donker niet hebben gezien.

typerende rammelbrug

Geulen zitten ook in de vele houten bruggen onderweg. Je kunt kiezen tussen fietsen over planken in de lengterichting, met het risico dat je in zo’n spleet terechtkomt of fietsen over de planken die over de breedte liggen. Daar steken grote spijkers uit en af en toe zit er een enorm gat. De weg is het eerste traject naar Kampot erg goed. Eerst is het glad maar halverwege wordt het asfalt slechter voor de auto en beter voor de fiets. Er wordt rustiger gereden en die kleine gaten daar slinger je probleemloos omheen.

hoeveel bagage past in een auto

Alle auto’s zijn propvol geladen met passagiers en bagage. In Preaek Tnaot gehoorzaamt voor onze neus de absurde lading van een auto met een doffe dreun aan de wetten der natuur. De eigenaars hebben geen keus en na 45 minuten hijsen en knopen zit alles weer op z’n plek. Tot de volgende kuil...

Vanuit Kampot maakt iedere toerist een dagtocht naar het voormalige Franse hillstation Bokor, 1100 meter de berg op. De taxichauffeurs proberen ons te overtuigen dat het onmogelijk is met de fiets. ‘Teveel losse keien’ Alleen deze reis al hebben de autochtonen minstens 10 keer eerder gezegd dat een voorgenomen tocht `not possible’ was. Dus we proberen het lekker toch. ‘Good luck for your trip’ staat op het toegangsbewijs. Op 400 meter hoogte besluiten we dat deze wens ons niet meer zal baten, we zijn verslagen. De weg is weg en bestaat uitsluitend uit grote losse keien. Zelfs afdalen is een hel. Evengoed is de jungle prachtig hier. We zien naast prachtige flora ook vele slangetjes en kleine zoogdieren, maar een lekkere klim zit er helaas niet in.

kwajongens in de tempel

Onderweg naar de oude Franse badplaats Kep kom je langs tempels in de berg. Een kluitje schooljongetjes leidt ons rond langs boeddha’s, jungle en vleermuizen. Telkens wijzen ze blij op een offerblok waar wij gewillig wat centjes instoppen. Op ieder blok hebben de monniken een groot hangslot gemonteerd. Naarmate de rondleiding vordert worden de jongetjes steeds ongeduldiger en giecheliger. Als we het laatste tempeltje verlaten hoor ik achter mij het verdachte geluid van een schuivend offerblok zonder hangslot. Kwajongens! Daar gaat hun beloning. Bij de volgende bezoeker zullen ze wel meer geduld hebben.

franse villa in Kep

Kep

In Kep kun je de kapotgeschoten Franse villa’s van het vroegere vakantiedorp bezoeken. De regering probeert de badplaats in ere te herstellen, maar het lukt nog niet erg. De baai is mooi genoeg, maar het water is overal 20 cm diep en op de bodem liggen vreemde scherpe dingetjes.

nieuwbouw kep

Vissers hebben nieuwe huizen gebouwd in de vorm van armoedige hutjes.
Midden in de avondspits rijden we terug. Op het platteland van Cambodja betekent dat extra sfeer. Hier fietst men nog van en naar het werk. Omdat men geen geld heeft voor een auto natuurlijk, maar het is wel verschrikkelijk gezellig. Het avondlicht is prachtig en de temperatuur bijna zwoel.

Zelfs een hapje zoeken 's avonds is in Cambodja een avontuur. De hoofdstraat van Kampot is geblokkeerd door een vrachtauto. De auto is dwars door het wegdek gezakt en staat tot aan de as op het asfalt. Men is bezig de lading over te hevelen, maar het ziet er hopeloos uit. Bovendien kunnen we na het eten het hotel niet terug vinden. Het is net als in de meeste Cambodjaanse steden aardedonker zodra moeder natuur het licht uitdoet. Het heeft onder het eten tropisch geregend. Via ongeziene maar voelbaar kniediepe plassen vinden we ons bedje weer terug.

fietsweg

Overigens heeft de bevolking een originele oplossing voor het gebrek aan elektriciteit. Langs de weg zie je op regelmatige afstand elektriciteitswinkeltjes met een zee van accu’s. ‘s Morgens lever je je accu in, die hangt de hele dag aan de generator en ‘s avonds haal je ‘m weer op. Voila, licht op tafel.

De weg naar Takeo is minder goed. Weliswaar is er meestal asfalt, maar dit is van erg hobbelige kwaliteit. De ongeveerde fietser wordt er moe van. De omgeving maakt overigens alles goed. Wel plassen voor je vertrekt! Echt de hele dag zie je kinderen in uniform langs de weg, blijkbaar op weg van en naar school. Het is een raadsel wanneer ze nu precies stilzitten om onderwijs te ontvangen. Misschien moeten ze zo ver lopen dat daar geen tijd voor overblijft. Plassen midden op de weg is dus wat gênant, en de bosjes in durf ik niet. Ik denk dat er hier geen mijnen in de bosjes liggen, maar ik probeer het toch maar niet uit.
Na de hete weg in Thailand zijn de wegen hier heerlijk beschaduwd. Ondanks alle ellende en armoede heeft men de bomen langs de weg niet aangeraakt.
We halen twee keer een olifant in. Eén keer omdat het moet, en één keer extra omdat zowel de olifant-rijders als wij het zo leuk vonden.

Uitzicht over de Tonlé Sap in takeo

Takeo

De beheerders van het hotel in Takeo zwijgen in stomme verbazing als we binnenwandelen. Gelukkig kunnen we ons inmiddels in het Khmer redden. We krijgen een kamer met prachtig uitzicht op het huis van de plaatselijke massamoordenaar uit de Rode Khmer-tijd; ‘brother 2’.

Van Takeo rijden we over een redelijke weg naar Phnom Penh. Het is even een schok de stad binnen te rijden. Het is een hele tijd geleden dat we meer dan één auto tegelijk zagen. We hadden ingestorte koloniale gebouwen en veel bananenbomen verwacht, maar dit lijkt werkelijk op een moderne stad, gevuld met verderfelijke beschaving. Onze eerste gang is naar de supermarkt om alles te kopen wat we wekenlang gemist hebben. Maar eenmaal binnen kunnen we niets bedenken. Dan maar een fles bubbelwijn, dat moet toch lekker zijn!
Phnom Penh is de stad van de grote tegenstellingen. Het ene moment loop je op de glimmend pompeuze boulevard, het andere moment over een straatmarkt die zo stinkt dat je er bijna van moet braken. Naast de glimmende stroom auto’s over de boulevard woont een familie kolenbranders op de stoep. We zien ze nooit iets verkopen.

ontvangst siem reap
angkor-tempel

Van Phnom Penh gaan we met de snelle boot over de Tonlé Sap naar Siem Reap. Je kunt op het dak in de zon zitten, maar je moet wel goed oppassen dat je er niet af waait. Aan het ontvangstcomité op de oever is te zien hoe het gesteld is met de werkgelegenheid. Een enorme menigte jongemannen staat achter een touw te dringen om toeristen te strikken voor ‘hun’ hotel. Zij houden bordjes op met je naam. Niet dat je een hotel geboekt hebt, maar de hotels in Phnom Penh verkopen de namen van hun gasten aan de collega’s in Siem Reap, vandaar. De jongens worden door een man met een knuppel achter het touw gehouden. Wíj fietsen de meute natuurlijk ongestoord voorbij. In Siem Reap eten we iedere avond bij ‘Chivit Thai’. Dat is een beetje vreemd, maar wel een stuk lekkerder dan het Cambodjaanse eten. Hoewel, soms bestellen we een Cambodjaanse maaltijd bij de Thai en die is óók veel lekkerder dan Cambodjaans eten bij de Cambodjaan. Nou ja, wij snappen ook niet meer wat het probleem is.

bayon-angkor

Angkor, de Bayon

De tempels van Angkor zijn fantastisch in het algemeen en voor de wereldfietser in het bijzonder. De complexen liggen namelijk zo ver uit elkaar dat het niet te belopen is. Als je niet bij een buslading toeristen hoort, is het vervoer nog een heel gedoe. Tenzij je beschikt over een goede fiets natuurlijk!
De eindeloze muurreliëfs in de tempels zijn confronterend. Ze vertellen over het dagelijks leven en de oorlog 1100 jaar geleden. Het dagelijks leven is geen spat veranderd, maar het oorlogstuig is daarentegen ingrijpend gemoderniseerd. Eerst hadden ze olifanten en speren, nu ligt het land voorlopig nog vol met mijnen!

kindje in Siem Reap

Op weg naar Poipet

Het eerste stuk asfalt op weg naar Poipet is prima. Maar dan begint de finale van onze Cambodjaanse reis. Gelukkig zitten er weinig keien in de weg, maar de heuvels en kuilen zijn fenomenaal. Meestal is het comfortabeler door de kuilen heen te rijden dan er omheen. Onze snelheid zakt naar 7 km per uur. De weg naar Sisophon is 110 km lang, dus dat wordt nog een hele klus. Gelukkig laat de bevolking langs de weg uitbundig weten dat zij onze actie waardeert. Eindelijk gebeurt er eens wat! Om 12:30 zijn we in het gehucht Kralaanh waar zich een guesthouse bevindt. Wel vroeg om te stoppen. In het restaurantje doen ze hun best om onze vraag over de staat van de rest van de weg te begrijpen, maar helaas. We liegen tegen elkaar dat we nog lang niet moe zijn en hopen er het beste van. weg naar sisophonGelukkig verbetert de weg snel. Het grootste deel van de kleiweg naar Sisophon is stevig platgewalst. Dit heeft weer tot nadeel dat het verkeer keihard gaat rijden en iedere vrachtauto de omgeving in een nieuwe stoflaag hult. Kuch! Hele dorpen dreigen te verdwijnen onder een vuilroze laag.
Peters’ pedalen kondigen met gewiebel en gekraak het einde van hun heldhaftige bestaan aan. Misschien is er een Sisophon een fietsenwinkel? Om mij heen kijkend verdwijnt deze hoop. Iedereen fietst met de blote voeten op de kale pedaal-asjes. Niemand heeft hier pedalen. Dit is geen land waar een pedaal lang overleeft.

Het allerlaatste stuk weg door Poipet doet ons de weemoed om het verlaten van Cambodja vergeten. De bovenlaag van het asfalt is verdwenen en wat overblijft zijn een soort scherp gevormde kinderhoofdjes met 10 cm tussenruimte. Ongeschikt voor een auto, laat staan voor een fiets.

poipet-wegNog dagen later voelen we deze laatste 4 km in onze rug. De grens bij Poipet is herkenbaar aan de ultieme chaos. En we zijn inmiddels wel wat gewend. Het is blijkbaar verboden om met gemotoriseerd verkeer de grens over te steken. Een onafzienbare stroom handkarren beweegt zich heen en weer om vrachten van auto aan de Thaise kant naar wrak aan Cambodjaanse kant te brengen.
Vijftien minuten later fietsen we de beschaving van Thailand binnen. Glimmende auto’s zoeven langs over het keurige asfalt. De geur van overheerlijk Thais eten jaagt mijn maag in een kramp. 'Hee, lunchtijd!'

Het reservebandje hebben we niet nodig gehad.