Skip to content 
Cuba
Reisverslag Cuba 2003: Holguín-Baracoa-Santiago-Holguín ukvlag

Fietsen in de Oriente, een rondrit in oostelijk Cuba

propaganda langs de weg

Dat Cuba een eigenaardig land is waar het de reiziger niet altijd even gemakkelijk wordt gemaakt, is bekend. Maar Cuba is ook een land waaraan velen hun hart verpand hebben, ondanks alle problemen voor bevolking en toeristen. Alle reden om er eens een kijkje te nemen en wel per fiets, zodat het transportprobleem alvast goeddeels opgelost is. Met de nodige noodvoeding en een waterfilter in de fietstassen menen we voldoende opgewassen te zijn tegen de mogelijke ontberingen van Castro's Cuba.

Een duister Holguín verwelkomt ons met paardenkarren waarop flakkerende olievlammen als achterverlichting dienen. Onze taxichauffeur raast er plankgas in zijn jaren vijftig-brik voorbij, op weg naar een casa particular (particuliere accommodatie) dat we via internet gereserveerd hebben, althans naar een soortgelijk logement, want de vriendelijke Fernando, de eigenaar van het huis dat we op het oog hadden en die ons wonder boven wonder op het vliegveld  stond op te wachten, heeft ons verteld dat zijn huis vol is en dat hij ons naar het huis van een vriend zal brengen.

paardenkar in Holguin

Dat is geen probleem, al vraagt hij bij aankomst alsnog 7 dollar meer dan tevoren afgesproken voor zijn bemiddelingsdiensten. Nou ja, alles bij elkaar toch een goeie deal: wij hadden geen zorgen om het transport van de fietsen naar de stad, hebben snel een redelijk adres gevonden en weten meteen zo'n beetje hoe het er in Cuba aan toe gaat, terwijl Fernando wat broodnodige dollars verdiend heeft. We gaan snel op zoek naar een hapje eten. Er is nauwelijks straatverlichting, maar we belanden toch op het centrale plein waar we op het terras van een cafetaria met opvallend veel Nederlandse mannen met Cubaanse vriendinnen prima eetbare kip met frites en koud bier bestellen. Uit het nabije Casa de la Trova klinkt melodieuze son. Cuba lijkt zo gek nog niet!

Amerikaanse auto in Gibara

Bij daglicht blijkt Holguín een aangename stad waarbij de indruk van de vorige avond dat we een vijftigtal jaren terug in de tijd zijn geplaatst, bevestigd wordt. Overal in de straten klinkt het geklikklak van paardenhoeven, reclame ontbreekt vrijwel geheel en de winkels hebben een onvervalst Oostblok-karakter. Snel wisselen we wat dollars voor pesos om van de koopjes in die valuta te kunnen profiteren. In dollarwinkels en -restaurants is alles even duur als in Nederland, maar het (weinige) eten en drinken dat je voor pesos kunt kopen, zoals de onvolprezen, kleffe Cubaanse kaaspizza, kost hoogstens enkele dubbeltjes.

de weg naar Gibara

Gibara

Op het centrale plein kletsen we wat met een leraar die ons vertelt dat we beslist naar Gibara moeten. Zo gezegd, zo gedaan. De weg naar Gibara blijkt aangenaam rustig en voert door dorpjes met weinig mogelijkheden tot proviandering maar wel een bakkerij waar we na enig overleg enkele kadetjes krijgen. Betaling wordt geweigerd; het blijkt dat brood op Cuba uitsluitend met bonnen verkrijgbaar is. We voelen ons ineens bedelaars. Aangekomen in Gibara worden we bestormd door jongens op fietsen die ons naar casas particulares willen brengen. We laten ons ondanks alle waarschuwingen in de reisgidsen half meeslepen naar het pension van "de broer" van een van hen, omdat we het ons aanbevolen adres niet direct kunnen vinden. Voor 20 dollar hebben we een mooie kamer aan een prachtige binnenplaats in een koloniaal pand. 's Middags worden we op straat aangehouden door een onbekende. "Jullie hebben in Holguín mijn broer gesproken en zouden in mijn casa logeren!" Oei, we wisten niet dat we zo goed in de gaten gehouden werden. Blijkbaar heeft de leraar een nauwkeurig signalement doorgegeven aan zijn broer.
Gibara ligt aan de kust, maar heeft geen strand. Dat ligt 15 km verderop, aan het eind van een onverharde weg. In de nederzetting aldaar krijgen we maaltijden met vis of schildpad aangeboden, maar we hebben onze eigen proviand meegebracht. De voedselsituatie lijkt toch minder problematisch dan gedacht, particulieren zijn graag bereid voor een paar broodnodige dollars een potje te koken voor toeristen.

Nederlandse bus in de remise

Guardalavaca

Op naar Guardalavaca, een troosteloos oord vol toeristenbunkers maar met een mooi strand. Helaas regent het zodat we ons beperken tot een Italiaans ogende pizza in een van de weinige eetgelegenheden; alle toeristen eten en drinken hier all-inclusive in hun eigen hotel. Rond Guardalavaca worden we gepasseerd door talloze gele autobussen, op weg naar Barendrecht, Maartensdijk of Buiten Dienst  Ze worden ingezet om de duizenden werknemers van de hotels aan te voeren uit de omringende plaatsen.

passagiervervoer per truck

De dorpen lijken wel te varen bij alle werkgelegenheid die het toerisme brengt want de huizen zijn hier opvallend goedgebouwd, met fraaie bloementuinen. Het reguliere passagiersvervoer is heel wat primitiever. Af en toe zien we open vrachtwagens, volgestouwd met passagiers. De chauffeurs zijn meest particuliere rijders, die verplicht worden hun auto ter beschikking te stellen voor deze "busdiensten".

bushalte

Op vele kruisingen staan hele meutes op vervoer te wachten. Nadert er een vervoersoptie, dan begin iedereen erheen te rennen zodra die gestopt is, van kleine peuters tot oude vrouwtjes, en probeert de vrachtwagen op te klimmen. Geen verheffend gezicht, maar de situatie is al een stuk beter dan begin jaren negentig, toen er helemaal geen auto's meer reden wegens benzineschaarste en de gehele bevolking een fiets aanschafte. Nog altijd wordt er heel veel gefietst op de toen geïmporteerde Chinese brikken, ook in heuvelachtige gebieden. Diverse malen worden we op steile hellingen gepasseerd door jongens op krakende fietsen zonder versnelling die onmogelijk zware lasten op de bagagedrager meetorsen en regelmatig horen we verhalen aan van mannen die met de fiets op een dag enorme afstanden hebben afgelegd. Cuba is dan ook een van de eerste landen buiten Europa waar we niet voor gek worden versleten omdat we per fiets reizen in plaats van per comfortabele bus of auto.

Van Mayarí naar Moa

Via een deels onverharde weg fietsen we richting Mayarí, een onbetekenend provincieplaatsje dat vermelding kreeg in het wereldberoemde nummer Chan Chan, onder meer vertolkt door de Buena Vista Social Club: De Alto Cedro voy para Marcané / Luego à Cuelto voy para Mayarí. In een plantsoen zien we enkele peso-stalletjes waar vruchtensap, broodjes en gefrituurde koeken te koop zijn, een prima lunch voor een habbekrats. We zijn op weg naar de campismo Río Cabonico, een Cubaanse camping waar je niet kunt kamperen, maar wel een eenvoudig hutje met een bed kunt huren. Tot onze schrik is de langs een rivier gelegen campismo die avond gesloten: rustdag van het personeel. De bewaker lijkt niet van zins ons terwille te zijn en enig iniatief te ontplooien; maar we kunnen niet anders dan blijven want in de verre omtrek is geen hotel te vinden en het wordt zo langzamerhand schemerig. Na enige tijd weten we hem te overreden en trommelt hij een functionaris op die de sleutel van een hut voor ons regelt. De vrouw die het vandaag gesloten restaurant beheert, biedt spontaan aan voor ons een maaltijd met kip en rijst te bereiden. En zo is alles met enig geduld weer prima geregeld.

Revolutie is eenheid

Na een nacht vol junglegeluiden beginnen we aan de relatief zware etappe naar Moa, met flink wat pittige heuvels. De weg is in redelijke staat, met slechts enkele onverharde stukjes, gemotoriseerd verkeer is er bijna niet en het landschap is groen en tropisch, zodat het een aangename dag wordt onder een vrijwel wolkenloze hemel.  Het eind van de etappe is minder fraai: Moa is een stad vol grauwe flats, zuchtend onder de bruine gifwolken van de Che Guevara nikkelsmelterij. Rond de fabriek is een gebied van vele vierkante kilometers geheel vergiftigd. Fotograferen is verboden, en als we de volgende ochtend langs de fabriek rijden, worden we vergezeld door een fietser die stopt als wij stoppen en ons dan weer eens volgt, dan weer eens voor ons blijft rijden. Te opvallend om toeval te zijn.

spelende kinderen in de rivier

Baracoa

Memorabel is ons diner in hotel Miraflores; het is de enige keer dat we in een typisch staatsrestaurant eten, waarover we al zoveel horrorverhalen gelezen hebben.  Loeiende airco zodat het ijskoud is, rijst met taai vlees en zure groenten in een minieme portie tegen forse prijzen, gekozen van de uitgebreide menukaart waarvan vrijwel alle gerechten uitverkocht dan wel nooit in voorraad geweest zijn. Alleen het personeel is minder amechtig dan we verwacht hadden en maakt een montere indruk, zelfs onder de genadeloze tl-verlichting.
Richting Baracoa wordt de vegetatie steeds uitbundiger. In deze noordoosthoek van Cuba valt de meeste regen van het eiland, maar wij profiteren van enkele dagen met niet al te heet en zonnig weer. We nemen onze intrek in Hotel Porto Santo, redelijk luxe met een goed ontbijtbuffet en als extra attractie een strandje waar Columbus ooit voet aan wal gezet zou hebben. Helaas ligt het strandje vol zwerfvuil en verkiezen de hotelgasten het hotelzwembad. Na twee dagen luxe en vele vakkundig bereide mojito's, de nationale cocktail, nemen we onze intrek in een prachtige koloniale casa in het centrum van Baracoa, waar de eigenaar ons ter verwelkoming vergast op een lekker glas met ijsblokjes gekoelde Spaanse Rioja, vergezeld van zijn vrijmoedige kijk op de politieke situatie in Cuba.
Cuba blijft ons nog elke dag verbazen: als we per abuis tegen het verkeer in een eenrichtingstraat in fietsen, roept een hele rits mensen ons direct toe dat we moeten stoppen en voor de policia moeten oppassen. En als we na een glijpartij over spiegelglad vers geteerd asfalt wat steriel gaas willen kopen in de apotheek, begint de assistente haar voorhoofd te deppen met het als voorbeeld meegebrachte lapje gaas. `Is dat tegen transpiratie?' vraagt ze. Nee, steriele gazen kennen ze niet op Cuba. Het lukt daarentegen wonderwel om op het postkantoor een email op te stellen, tussen bedienden die met een prehistorisch ogende telex in de weer zijn en luidkeels telegrammen doorgeven via een zwaar storende radioverbinding. Versturen van de mail mag pas nadat adres van verzender en ontvanger nauwgezet in een schoolschrift genoteerd zijn.

kreeft eten aan het strand

In de omgeving van Baracoa liggen enkele fraaie strandjes. Als buitenlandse toerist word je daar direct gespot door de omwonenden en ontkom je nauwelijks aan het bestellen van een maaltijd, gewoonlijk bestaande uit kreeft of vis, de alomtegenwoordige bananenchips en komkommersla. De familie die onze lunch bereidt, is bijzonder vasthoudend en blijft voortdurend om aandacht vragen: willen we onze kleren misschien weggeven, of onze fietsbanden? Hebben we medicijnen voor ze? Moeder en dochter hebben vaak hoofdpijn; het leven is erg zwaar hier. Voordat ook bij ons de koppijn toeslaat, nemen we afscheid. maar eerst moeten we nog een foto maken van dochterlief die een carrière als fotomodel ambieert.
Na Baracoa volgt de oversteek naar de Caribische zijde van Cuba, via de pas La Farola, die geafficheerd wordt als socialistische reuzenprestatie. De weg is goed en niet te steil, afgezien van de eerste paar honderd meter, zodat we al snel van het uitzicht op de pas kunnen genieten. Het landschap aan de zuidzijde is aanmerkelijk droger en kaler, het plotselinge uitzicht op de kolkende Caribische Zee onvergetelijk. Verkeer ontbreekt in deze streek vrijwel volledig, op een enkele toeristenbus na. Wederom overnachten we in een campismo, waar een feestvierende Cubaanse familie elke nachtrust onmogelijk lijkt te gaan maken. We zoeken eerst onze toevlucht in de bar, waar het peso-bier Bucanero best smaakt, maar om 11 uur is het toch echt Schluss en moeten we terug naar onze hut. Tot onze verrassing wordt op ons verzoek aan de feestvierders of de radio iets zachter mag, zodat onze superlawaaiige airco die tenminste kan overstemmen, vol begrip gereageerd. No problema en zo komen we toch nog aan onze nachtrust toe.

image

Guantánamo

Met een loeiende storm in de rug naderen we Guantánamo, waarvan een inwoonster bezongen werd in het legendarische lied Guantanamera. Als we pauze houden bij een strandcafé en om een biertje vragen, de enige drank die aanwezig is volgens de barkeeper, klimt hij op de fiets en verdwijnt tegen de storm in over de heuvel die we zojuist zijn afgedaald. We kunnen niets anders doen dan wachten. Na een half uur komt hij terug met twee flessen koud bier. Na hem uitvoerig bedankt en adequaat beloond te hebben voor deze wonderbaarlijke geste vervolgens we onze tocht langs de zee, en even later tussen bananenplantages door, nu met de wind schuin tegen. We fietsen langs uitgestrekte kazerneterreinen, de Cubaanse verdedigingslinie tegen de Amerikaanse basis in Guantánamo Bay, die we vanaf een heuveltop heel in de verte zien liggen.
In Guantánamo is het feest, groot feest. Een hele reeks muziekgroepen speelt in de hoofdstraat en zo genieten we die avond van het hele scala aan Cubaanse muziek van son tot mambo en van Cubaanse rap tot loeiharde salsa. De processie met het beeld van Santa Barbara met bijbehorende voodoo-taferelen halen we niet, om elf uur slaat de vermoeidheid toe na alle zon en wind en de ruim 120 km fietsen van overdag. De airco op de kamer maakt weer overuren tegen de straatherrie.

taartverkoper in Holguin

Santiago de Cuba

In Guantánamo kunnen we voor het eerst zomaar gewoon brood kopen bij een straatverkoper. Prima als afwisseling onderweg voor de pizza die we gewoonlijk nuttigen. De weg naar Santiago de Cuba is deels een vierbaans snelweg, maar dat maakt weinig uit voor het fietsplezier want gemotoriseerd verkeer is vrijwel afwezig. Pas vlak bij Santiago wordt het drukker. In een villabuurt vinden we na enig zoeken een mooie casa met grote tuin. Een oase van rust. Na een dagje snorkelen en duiken in een resort aan de kust genieten we die avond in de casa van een in de supermarkt aangeschafte fles Spaanse wijn en vis met rijst die de gastvrouw bereid heeft. We krijgen het niet helemaal op, wat tot grote consternatie leidt. `Die vis was niet goed! Mijn vaste verkoper was er niet en nu moest ik van die kleine rotvisjes kopen!' Hoe vaak we haar ook verzekeren dat de vis prima was, ze is volkomen van slag. En dan hebben we haar nog niet eens verteld dat we de volgende avond in de stad willen gaan eten...

Casa de la Trova

Santiago zucht onder de smog, veroorzaakt door zware roetwolken uitbrakende bussen en vrachtwagens. Al even hinderlijk zijn de vele jiniteros, die ons allerlei ongewenste diensten willen aansmeren. Santiago is een levendige stad, bepaald niet ingeslapen zoals Holguin en Baracoa. Op het centrale plein spelen de hele dag muziekgroepen, en 's avonds genieten we in het legendarische Casa de la Trova van de vermaarde bandEstudiantina Invasora, voor de somma van 1 dollar per persoon. Een primitieve poging tot zakkenrollerij wordt trefzeker afgeslagen, maar we zijn wel een beetje bang dat dit een eerste teken is van serieuzere vormen van criminaliteit tegen toeristen waarmee andere Caribische eilanden al langer te maken hebben.

Terug naar Holguin

Via Bayamo rijden we door uitgestrekte suikerrietplantages terug naar het vliegveld van Holguin. Een campesino die een eind met ons meefietst, weet van alles over Holanda te vertellen: koeien, melk molens, tulpen, kaas, welvaart. Hij verhaalt over zijn eigen sores: al maanden is er geen diesel voor de machines die het land moeten irrigeren, zodat de oogst miserabel dreigt te worden. Het is hem een raadsel hoe het allemaal verder moet; verbetering is niet op til. Geen wonder dat iedereen in de rum vlucht. Als hij afslaat, wenst hij ons nog een goede reis en wij hem veel geluk.

Gefietste etappes

Holguín – Gibara 46 km
Gibara –Banes 87 km
Banes –Rio Carbonico 89 km
Rio Carbonico –Moa 71 km
Moa –Baracoa 74 km
Baracoa –Imias 67 km
Imias –Guantánamo 85 km
Guantánamo –Santiago de Cuba 85 km
Santiago de Cuba –Bayamo 123 km
Bayamo –Holguín Aeropuerto 61 km
Totaal 788 km