Skip to content 
India
Van Mumbai naar Goa, november 2014

Fietsen in India: langs de Konkan-kust van Maharashtra naar Goa

tekst: Annemarie Verhallen

Even een misverstand uit de weg helpen: fietsen in India hoeft helemáál geen vieze en chaotische ervaring te zijn. Integendeel, voor de tweede keer hebben we in dit exotische land een topreis gemaakt, fietsend van Mumbai (Bombay) langs de Konkan-kust naar Goa. Er is geen doorgaande weg, dus ook geen vrachtverkeer, en Westerse toeristen zonder fiets hebben er niets te zoeken. Dat betekent dat je ongestoord kunt genieten van het eeuwenoude en bijzonder sfeervolle Indiase platteland. Hier word je niet lastiggevallen door snelle types die op je euro’s loeren. De bevolking juicht je passage aan alle kanten toe. Maar uiteraard is er een prijs: er zijn héél veel korte maar steile hellingen te overwinnen en het kan hier erg heet worden. De verstandige fietser plant korte dagtochten en pakt krap in. De slanke reisfiets gaat licht de berg op, blijft niet haken achter wegpiraten en wordt glimlachend de vele ponten op en af gedragen.

Mumbai

Waarom moeilijk doen als het makkelijk kan? Een fietsrit door de middagspits van Mumbai leek een subaantrekkelijke start van de vakantie. En dus staat er een mijnheer met een bordje speciaal voor ons bij de uitgang van de luchthaven. Helaas moeten we de fietsen demonteren om in zijn busje te passen en komen we enigszins besmeurd met onhandelbare brokken fiets de glimmende hotelhal binnenvallen. Het personeel doet niet moeilijk en de brokken worden zonder omhaal bij ons in de glimmende kamer opgestapeld. Inmiddels is het donker, maar we hebben na de soepele reis nog best zin in een wandeling naar het monumentale hotel van Mumbai: de Taj Mahal.

Om de hoek van het zeer prijzige hotel kan je zo goed als gratis eten in een volksrestaurant. Wow, wat kunnen die lui hier in India toch heerlijk koken! Het hotel en de aangrenzende ‘Gateway of India’ zijn schitterend verlicht met lampen van onze eigen Philips, zo vermeldt het infobord.
Nadat we zijn bijgeslapen zien we de volgende dag nog veel meer topattracties in Mumbai, onder ander het antieke treinstation is een must. En alles bij elkaar blijkt Mumbai een aardige stad om een dagje te wandelen.

Nagaon – 32 km

We pakken de eerste ochtend van onze fietsexpeditie direct de boot bij de ‘Gateway of India'. Bij de steigers is het erg druk en we twijfelen eerst aan de goede bedoelingen van de ‘bootmannen’. Maar uiteindelijk moeten we opeens met een noodgang de stenen trappen af, met fiets en al van de ene op de andere boot springen, en dan worden we comfortabel uit de drukte van Mumbai de baai overgetuft. Eenmaal uitgeladen fietsen we opeens kalmpjes onder de palmbomen. We lunchen in een met Mumbaise dagjesmensen overlopen dorp waar we net op tijd een tafeltje in een uitstekend restaurant veroveren. Vanwege de luidruchtige chaos op straat brengen we het nieuwe fietsalarm in stelling. Het deactiveren van het alarm blijkt door onze onhandigheid nog een oorverdovende klus. De rij wachters voor het restaurant kijkt verbijsterd toe. Jaloers natuurlijk. Hoe is het mogelijk, een westerling die boven een heel Indiaas dorp uit weet te komen! Het eindeloze strand en de zee voor onze hut in Nagaon heeft een gore kleur. Ik heb het bange vermoeden dat het afgedwaalde vervuiling uit Mumbai is.

Murud – 46 km

Zoals we in Zuid-India al gewend waren, komt de kok pas om 9 uur ‘s morgens in actie. Daar gaan we niet op wachten, dus we ontbijten met onze eigen pindakoeken. De weg is prettig vandaag, alleen een beetje hobbelig. Er zijn tempeltjes te zien, een Portugees fort in het oerwoud en een mooi kasteel. Het is erg heet, maar het klimmen gaat best, met dank aan onze minimale Arkel-achtertasjes. In Murud vinden we lekkere broodjes, yoghurt en met een beetje zoeken zelfs jam. En bier uit de beershoppee, dat gaat erin. De mensen zijn hier supervriendelijk, vrolijk en maken een gezonde indruk.

Je zou zeggen dat dit dorp precies goed is zo, maar over een paar jaar staan er vast flatgebouwen en is er een grote supermarkt en stress voor de bewoners….
Je kunt in Murud lekker wandelen langs het strand en er is een Abessijns fort voor de kust. Aan het einde van het dorp kan je een boot charteren om het te bezoeken. Afdingen naar 600 roepies, of reisgenoten zoeken natuurlijk, dan wordt het goedkoper.

Srivardhan 46 km

We staan om 7 uur op, om de boot over de baai van 9 uur te halen. Het is flink rijden over de heuvels, met mooi uitzicht op het fort. We zijn precies op tijd aan de haven, maar de officials gooien het hek voor ons neus dicht. Na een hoop gemopper en verwarring aan onze kant blijkt de plek van afvaart een stukje verplaatst, vandaar! Dat levert vertraging op, maar ach, we zijn op vakantie. Om 11 uur aan de overkant. Op aanraden van een dorpeling laten we de slechte weg langs de kust rechts liggen en pakken we een flinke helling over de berg. Terug op het strand maken we van een sarong een schaduwtent tussen de fietsen. Met een berg fruit is het zo goed pauzeren tijdens het heetst van de dag. De zee ziet er voor het eerst fris uit. De viezigheid van Mumbai is blijkbaar achter de laatste bocht blijven steken.

Wanneer het wat is afgekoeld, is het heerlijk rijden naar Srivardhan. We genieten van verlaten baaien en mooie jungle.
In Srivardhan huren we vlot een kamer in de Holiday Inn. De kamer lijkt in eerste instantie een beetje duur, maar dan blijkt een zwembad tussen de tropische begroeiing bij de prijs inbegrepen, bevolkt met de inhoud van de volières van Artis, een fantastische attractie!

We eten in het verlaten restaurant. In India is lawaai beter dan stilte, dus de ober zet gedienstig de propeller boven ons hoofd in de hoogste stand en de tv ondergaat hetzelfde lot.

Anjarle – 63 km – 666 meter klimmen

Er is in het holst van Indiase nacht, 8 uur, ontbijt beloofd. Om 8.15 uur krijgen we iets dat op een bolletje kruidige gierst lijkt, op een schoteltje. Best lekker, maar dan gebeurt er niets meer. Als we weglopen, bieden de obers chai(thee) aan, maar ze willen bij navraag ook wel koffie zetten. Even later krijgen we echte Indiase thee. Dus weer zijn we pas om 9 uur weg. Ach, bij Bankot moeten we toch wachten op het veer van 11 uur. Relaxen met een sapje en het is heerlijk op rivier. Aan de overkant vertellen de mannen van de boot dat we beter om kunnen rijden omdat de kustweg gruwelijk is en bovendien bestaat het veer niet meer, we moeten toch naar de brug. De weg blijkt pittig te stijgen en het wegdek is erg slecht, maar aan de goede kant is er weinig verkeer.


De kustweg naar Anjarle is weer zeer relaxend. Van mijn Rough Guides-kaart blijkt overigens niks te kloppen deze vakantie. Het is niet moeilijk om een hut te vinden. Rondom onze hut wordt hard gewerkt aan nieuwe hutten, de bouwvakkers zagen met noeste vlijt in het asbest. We brengen veiligheidshalve de avond maar door aan het strand. Lekker naar de zonsondergang gekeken, terwijl er allerhande vee, mensen en karren door ons beeld marcheren. Goede vis-thali’s gegeten onder een afdak naast de receptie, mmm.

Guhagar 74 km – 917 meter klimmen

Voor onze deur eigen broodjes gegeten. Peter vraagt er een omelet bij, dat vinden ze geen probleem. Even later krijgen we twee chai (thee), Ook lekker. Deze keer is er een brug over de baai, maar we krijgen ‘m niet cadeau. Eerst worden we allerlei steile hellinkjes overgejaagd. We rijden een mooi stuk langs de kust, waarbij we een hotel speciaal voor intellectuelen passeren. Helaas is het te vroeg om te testen of we slim genoeg zijn voor dit etablissement. Over een mooie weg met langzame helling gaat het richting Dapoli, maar het is wel een beetje druk.

Na Dapoli komen we langs een heiligdom ter ere van de vijfde reïncarnatie van lord Vishnu. Het is een wereldbol met binnenin een onwaarschijnlijke echo. Het omslaan van de bladzijden van het receptieboek doet de hele wereld ritselen. Bij binnenkomst verzoekt een tekst om stilte, maar gelukkig is er weinig publiek zodat we naar hartelust oerwoudgeluiden kunnen laten echoën. We vervolgen onze, soms wat hobbelige, weg door de jungle. We zien enorme spinnen, een kameleon een veel apen en arriveren precies op tijd in Dabhol om op de pont springen. Ondertussen begint het serieus lekker fris te regenen. In de stromende regen rijden we Guhagar binnen, waar het flink zoeken is naar de beershoppee (achter de tempel aan het strand).

Gedwongen door de invallende duisternis en de plensbuien betrekken we een ietwat groezelig hotel aan de weg. En ja, er is ook avondeten vertelt de beheerder, wijzend op een verzopen terras in de wind. Ze kan er zelf ook mee lachen. Gelukkig zijn er ook nog wat tafels bij de keuken. De lekkere garnalenprut wordt bereid en geserveerd door een prachtige vrouw in kleding die je bij ons uitsluitend naar een serieus feest aan zou doen.

Ganpatipule 55 km – 766 meter klimmen

Ontbijtend op de balustrade is het goed pindakoeken eten. Voor het hotel bevindt zich een heuse dierentuin met een enorme witte kalkoen die als enige in India weigert opzij gaan voor een van de agressief passerende rode bussen. Het geeft een hoop herrie. We hebben lang op de route van vandaag gestudeerd, en uiteindelijk besloten dat er gewoon een pont gaat naar Jaigarh. Er is gewerkt aan de weg hier; tot onze verrassing blijkt het grootste gedeelte van de weg buitengewoon keurig geasfalteerd. Het gaat flink riviertje in, riviertje uit. Soms krijgen we een heerlijke glijdende afdaling door prachtige jungle en soms rijden we tussen knalrode wanden. Op de hoogvlakte wacht ons telkens een barre vulkanische bodem waar niets op groeit en waar geen mensen wonen. Rustige weg dus. De enige passanten zijn Indiase toeristen uit Mumbai, want het is zaterdag.


Weer halen we precies de pont, met dank aan een groezelige man die ons boven op het plateau tot spoed maande. Alle (Indiase) toeristen op de boot willen met ons op de foto. Eerst is het grappig, maar op den duur wordt het een beetje vermoeiend. Na de lekkere thali's in Jaigarh gaat het weer heel steil de berg op. Daarna stijgen we nog een beetje door, er volgen wat glooiende stukken slechte weg waar we met gevaar voor kont en materiaal doorheen stuiteren en dan kunnen we het laatste stuk heerlijk vlak opschieten.


Ganpatipule is het Zandvoort van Mumbai. Natuurlijk is er strand, maar bovendien is er een enorme tempel die blijkbaar een grote aantrekkingskracht heeft voor weekendgasten. Het enorme NTDC (staatshotel) blijkt helemaal vol, tja, zaterdag. Maar het volgende hotel is raak. We krijgen een keurige grote kamer voor 700 roepies. De fietsen mogen niet op de kamer, maar na wat heen en weer gepraat wel bij de buren op het erf. Op het strand staat een eindeloze rij stalletjes met kokosnoten waar je een zoet brouwseltje bij mag gooien. Iedereen verkoopt hetzelfde. Niemand zit op het strand, maar er spetteren wel veel mensen in zee, de mannen zelfs met bloot bovenlijf. De dames blijven bijna allemaal droog, want die moeten alles aanhouden en de wet-T-shirt-contest is nog niet in de mode. Tsjonge, wat zijn die rijkeluiskindertjes uit Mumbai verpest. Tijdens het avondeten rent het zoontje van de familie naast ons op kousenvoetjes over de tafel. Niemand zegt er iets van.

Rustdagje

Uitslapen, wassen, heerlijk weer eens een omelet, en wat een prachtig strand! Door een stuk weg te lopen zien we opeens niemand meer. Slechts zwak feestgedruis dringt tot ons door. Boven ons hoofd groeit de jungle en zweven de roofvogels. Je kunt verder wandelen langs steilwanden en holen, maar pas op, bij vloed loopt alles onder. Als we na zonsondergang terug naar de hut wandelen is het een megabende op het centrale kruispunt: toeterende auto's, heilige koeien, voetgangers en motoren vechten om ruimte. Geparkeerde motoren dreigen door koeien omver gelopen te worden en nu blijkt dat heiligheid geen garantie is tegen een schop van motoreigenaren. Paniekerig vergroten de koeien met vreemde bokkensprongen de chaos. Zo'n behandeling zijn ze niet gewend. Daarna dwarrelt het stof neder, het weekend is voorbij.

Adivra 63 km – 757 meter klimmen

’s Ochtends stijgen we hop gelijk weer naar het plateau. Het wordt heet vandaag. Er is een dolfijnenplatform beloofd, maar kilometers eerder zien we een enorme groep dolfijnen door de golven springen. Waarom zouden die beestjes ook precies voor dat platform heen en weer zwemmen. We kunnen duidelijk zien dat de dolfijnen zich te goed doen aan grote hoeveelheden vis. Een stukje verder zitten mensen zich te pletter te vervelen op het platform. We fietsen maar door dan, en worden getrakteerd op prachtige vergezichten met veel bruggen van waaraf je de kleurrijke vissersdorpjes kunt bewonderen. Goed asfalt, we klimmen en dalen en er is veel zon.

Bij nadering van Ratnagiri wordt het druk. Ik wil door een klein gaatje tussen het verkeer scheuren, maar van de andere kant komt een jonge vrouw op een scooter. Luid toeterend rekent ze op ruim baan. ‘Bitch’, denk ik, en rij gewoon door. Ik win en zij gaat in de remmen. Wat nou defensief rijden! Heerlijk. Ratnagiri is de eerste grote stad op onze weg en de drukte is legendarisch. Niet te geloven dat er ook nog verkeer door de straten past.

We lunchen met puri bhaji, een soort yorkshire pudding, in een bomvol restaurant, zalig. Na de brug is de drukte, plop, opeens over en we schieten het strand op voor een kokosnoot. Er is zeldzaam goed internetbereik, dus we gaan er maar eens goed voor zitten met een colaatje en dan moet ie maar weer. Héét, dus kalm aan. Na een flink stuk barre hoogvlakte met vreemde vijvertjes op de ruige steen moeten we even zoeken in Adivra, maar dan vinden we toch het hotel. Het leek gesloten maar er zijn meer gasten, bezoekers van de tempel. Het hotel is zo te zien vergeten een poetsvrouw in te huren de afgelopen jaren, maar verder is het prima. Let op; het (grote) hotel is niet als zodanig herkenbaar. Het staat iets opzij van de dorpskern rechts over een brug met rommelig wegdek. We wandelen naar de grote tempel. Daarbinnen is het oorverdovend trommeltijd. Zoekend naar de bron van het indrukwekkende lawaai blijken de trommels deze keer aangestuurd te worden door een automaat.

Devgad 65 km – 695 meter klimmen

We worden bij het ochtendgloren door mooie junglegeluiden gewekt. Het mag dan een smoezelig hotel zijn; We ontbijten koninklijk op een prachtig ontbijtbalkon met een combinatie van plaatselijke en Hollandse producten: beschuitjes met jam, sap met muesli en koffie. Heel voedzaam is het niet, maar na 20 km krijgen we alsnog 2 eieren van een spraakzame mijnheer op een kale berg. Naast onze omelet wordt spreekuur gehouden door de dokter met de motorfiets. Ik vind dat altijd een beetje bijzonder, een parade van zieke mensen naast mijn bord, maar daar ben ik de enige in. De gezondheidszorg is gratis, zo vertelt de eigenaar.

Het warmt weer lekker op. We zijn blij met de eieren in onze maag, want verder is het land verlaten. Af en toe is er een klein dorpje in een rivierdal. Tot onze opluchting is er telkens een enorme brug, dat gaat toch wel veel vlotter dan al die vage pontjes. We zien hier voornamelijk hoogvlaktes van keiharde steen met eindeloze muurtjes. Er is duidelijk enorm gewerkt om de weg te verbeteren. De wegen in en uit de rivieren zijn over de 10%, maar zo te zien is het veel erger geweest.

In Devgad vinden we een schitterende kamer voor 900 roepies, met agressieve muggen op het balkon. De bediening van het plaatselijke restaurant vraagt zich in verwarring af wat we willen, wanneer we tijdens etenstijd aan een tafeltje schuiven. Eten! Dat is toch niet zo raar?? Het lukt met enige moeite toch nog om iets op tafel te krijgen.

Tarkarli 74 km – 633 meter klimmen

Na een ook wat krappig ontbijt is het de volgende ochtend stevig aanpoten. Dalletje in, dalletje uit, deze keer met maar liefst 13%. Tip: na 40 km zijn er restaurants in Achra (maar sommige ervan zijn drank- en gokholen). Daarna is het een makkie. Onderweg stopt een voorbijrijdende auto om foto’s van ons te nemen, tjonge, we zijn hier echte VIPS. Veel tempels en oude bomen langs de weg, opeens rijden we door een heel ander landschap. In Malwan even in de mooie haven (wel een beetje vies) gekeken, maar daarna raken we de weg kwijt in deze vage enorme strand-conglomeratie.

We rijden door een massa vage homestays, en duiken uiteindelijk maar hupsakee het dure MTDC-staatshotel in. Even later komen de mannen van de foto’s buurten. Ze maken een coffeetable-boek voor het MTDC. Of ze foto’s van ons mogen plaatsen? Geen probleem. Best mooie accommodatie in de MTDC, en heel speciaal: we krijgen een wc-rolletje. Het eerste sinds Mumbai en een zeker teken dat Goa in zicht komt.

Vengurla 56 km – 675 meter klimmen

We proberen ’s morgens aan het einde van het schiereiland een pont te vinden, maar de locals zeggen heel beslist dat er geen optie is zo de baai over te komen. Dan rijden we maar helemaal om. Op de enig mogelijke afslag staat een serieuze blokkade over de weg met een mededeling in het Marathi of Hindi, en er rijdt niemand. De mensen zeggen dat we goed gaan, dus vooruit maar. De brug zal ingestort zijn? Niets van dat al, na de nodige kilometers prima golvend asfalt komt er een mooie brug en aan andere kant gaat het over een kapotte weg omhoog. Op de hoogvlakte vinden we afwisselend jungle en koeien. Gelukkig verbetert de weg weer snel en het is niet heet vandaag, dus we fietsen lekker door. Bij een koekjespauze breng ik er een aan een koe die op een plastic fles kauwt. Ze pakt ‘m zonder aarzeling aan. Kauw hap slik. Ik zie voor me hoe een volgende passerende fietser op de indrukwekkende hoorns wordt gekomen, door een koekjesbehoeftige koe.

We zijn vlot in Vengurla. Langs de weg staan grote reclameborden voor een resort: ‘Golven on de strand’. Het is er schitterend en ik wil graag weten waar de naam vandaan komt, maar de beheerder heeft geen idee. We dingen af van 3500 naar 2500 roepies met als argument dat we geen airco gebruiken. Als we terugkomen van ons dagelijkse biertje on de strand is het winter in de hut: iemand heeft de airco vol aangezet, met als resultaat een ijzige 17 graden. Met de deuren wagenwijd open warmt het gelukkig snel weer op. Het is oppassen hier, want we zitten wel helemaal privé in het laatste huis, maar ieder half uur loopt er iemand aan die vraagt of we al een biertje willen. Heerlijk gegeten.

Rustdagje

Vengurla is een buitengewoon vriendelijk plaatsje. Tenminste, nu nog wel. Op weg hiernaartoe zijn we een gigantische luchthaven in aanbouw gepasseerd. We wandelen over het strand naar het aangrenzende vissersdorpje. De vissers willen graag op de foto. Ze zien er arm doch niet armoedig uit en hebben duidelijk geen idee wat boven hun hoofd hangt. Wij zien voor ons geestesoog de flatgebouwen op hun hutjes geplempt worden.

In het mooie tempeltje aan de weg wenken ze ons, ondanks onze nogal korte broeken maar binnen. Het is heel gezellig. Telkens komen mensen offeren: bananen, kokosnoot. De gaven worden gedeeltelijk onder de aanwezigen verdeeld. We doen voor het evenwicht ook maar wat roepies in het offerblok. Dan komt een man die serieus business heeft. Bananen, kokosnoten én een haan met gebonden pootjes worden op het offerblok gelegd. De bananen gaan eraan, de kokosnoot wordt met geweld kapot geslagen en we wachten met ingehouden adem tot de haan hetzelfde lot zal ondergaan.

Maar na het nodige geprevel wordt de haan in één stuk opgepakt en in een hoekje gelegd. We kunnen weer adem halen. Wanneer we misselijk worden van de bananen, nemen we met een wederzijdse wai afscheid.

We zitten hier net boven de grens van het ooit Portugese Goa, en de VOC heeft hier sporen achtergelaten, het ‘Dutch warehouse’. Het is even zoeken en tegen de tijd dat we het gevonden hebben, worden we door de voltallige dorpsjeugd luidruchtig gevolgd. Het is een schitterende doch verlaten ruïne, doorwoekerd met oerwoudbomen. De jongetjes durven niet mee naar binnen. Ik ben voor het oprichten van de werkgroep: ´red the Dutch warehouse!´

Terug in de hut accepteren we eindelijk dat biertje en worstelen we net als anders met de gammele internetverbinding. Morgen fietsen we Goa binnen en is het voorbij. Hopen buitenlanders, drukte, toiletpapier, wifi en overal bier, korte broek en kleine T-shirtjes aan. ‘s Avonds landt in het groene tegenlicht een grote uil op het dak van de buurhut. Oeoeh, sprookjesachtig.

Arambol 34 km – 312 m klimmen

Ik denk een lekkere ochtendduik te nemen, en het is inderdaad mooi met het zonnetje net boven de palmen. Maar toch voelt het niet zo goed. Eenmaal in zee zie ik wat de dorpelingen voor alternatief hebben voor een riolering. Hm. Ik controleer of de stroming nog steeds naar het dorp toe staat maar de romantiek is er af. Tot schrik van het hotelpersoneel komen we om 8.05 uur ontbijten. Wachten tot 9 uur. Niet getreurd, het uitzicht uit het restaurant is prachtig. Eerst rijden we lekker door het laagland, maar het gaat toch weer stevig heuvelen. Net buiten de grenzen van Goa gebeurt het: de eerste halfnaakte buitenlanders op scooters. Voor de brug zit een echte grensbewaker met een slagboom. Over een golvende weg vliegen we Goa binnen.

De eerste afslag in Arambol brengt ons door een gigantische partij kralen- en spiegeltjesverkopers op het zo goed als westerse strand. Het voelt als een jetlag. We gaan maar eens stevig lunchen aan het strand en fietsen de toestand weer uit. We halen bijna ‘Gods Gift’, het beoogde hotel, maar een ondernemende familie weet ons voor die tijd te strikken voor een keurige kamer voor 500 roepies. Warm water, tegelvloer, er lekt niets. Het enige probleem is dat de huisbaas ons hele verblijf maar niet kan begrijpen dat we geen maand blijven. We verlengen ons verblijf dan maar tot twee nachtjes. Je kunt nuffig doen over Goa, nadat je het ‘authentieke India’ doorkruist hebt, maar Goa heeft zeker z’n charme. En mojito’s on the beach natuurlijk, ook niet te versmaden.

Old Goa – 60 km

Gelukkig wordt het inmiddels lang niet zo heet meer als in het begin. En middagrust is sowieso niet meer nodig. Bovendien is het afgelopen met al die scherpe heuveltjes. Aan de negatieve kant wordt het erg druk zodra we op een doorgaande weg zitten, maar gelukkig zijn er veel alternatieven. Er zijn veel Russen hier, met als voordeel dat ze minder rondscheuren op brommers dan andere blanken. Het verkeer is verschrikkelijk qua gedrag en Peter wordt bijna met een autodeur van de weg gemept.

In Anjuna is van oudsher een enorme markt. Eenmaal in de Indiase sectie wordt het zowaar erg gezellig. Iedereen wil onze fietsen kopen. De mensen zijn erg geïnteresseerd in onze reis en vinden dat we veel geluk gehad hebben met onze voorspoedige doortocht. We krijgen diverse adviezen. ‘s Nachts fietsen is veiliger, of gewoon de grote weg pakken, daar zijn tenminste veel mensen.

Er gaat een pont naar Panaji, dat scheelt een hoop overvolle wegen. In Panaji is een oude Portugese buurt. Even rijd je door Europa, heel vervreemdend. In Old Goa wordt 1x per 10 jaar het lijk van de heilige St.-Xavier tentoongesteld en dat blijkt precies nu te zijn, oeps! Het is megadruk. Zonder hoop rijden we naar het enige hotel, waar we tot onze grote verrassing zomaar een keurige kamer krijgen in het mooie complex. De volgende dag staan we twee uur in de rij om óók naar St.-Xavier te kijken. Wat een hoop katholieken hier in India. St.-Xavier ziet er een beetje zielig uit. Met instemming van de paus is indertijd zijn rechterarm eraf gesloopt. We vinden stukjes ervan overal terug in kerken en de huiskamers van Goa.

Benaulim 53 km

Goed asfalt, het eerste stuk gaat wel weer stevig op een neer. Halverwege kijken we onze ogen uit bij een tafereel uit de tijd van Cleopatra. Mannen in bootjes zijn met de hand bezig de rivier leeg te hijsen. Ze zijn al op 10 meter diep gekomen zo te zien. Vanuit de boot wordt het grind met een mandje op het hoofd de vrachtauto ingeladen. Dit zijn geen arbeiders uit Goa, zegt een omstander, maar arme dagloners uit Uttar Pradesh. Wat een toestand!

Het is een mooie rustige weg tot aan Ponda. Daarna stijgt ons dioxinegehalte snel, maar al spoedig vinden we in Benaulim een rustig koloniaal hotel met een schitterende tuin en heel veel muggen, Palm Grove Cottages. De eigenaar is een sympathieke Portugees. Net als alle andere Portugezen die we ontmoeten, heeft hij geen goed woord over voor de regering. Hij wil geen Russen en ook geen Indiërs in zijn hotel, maar wij kunnen er blijkbaar wel mee door. Hij vindt het erg grappig dat we fietsen. ´You are very energetic people!´. Daarna is het genieten van een mojito bij een knalrode zonsondergang op het strand. Mmmm. Heerlijke vis ook hier.

Benaulim is sowieso een sympathiek dorp. Er is een vrolijke gemeenschap van bejaarde expats en er zijn dus leuke restaurants. Ook kan je hier goed terecht voor souvenirs en is het een mooie uitvalsbasis voor dagtochtjes.
Laatste dag... We gaan maar lekker fietsen naar de punt van de landtong. Het is even zoeken, maar dan vinden we inderdaad een prachtig strand, met prijzige restaurants, want er zijn hier alleen luxe hotels vol Russen. We fietsen over het strand terug. Dat gaat erg goed en bovendien is er kilometers lang niemand, zodat ik in evakostuum in de Arabische zee kan duiken, heerlijk. Wat een privacy aan de kust van India!

zonsondergang