Zuid-India, november 2015
Fietsen in Zuid-India, van Bangalore naar Goa
tekst: Annemarie Verhallen
Na onze fietstocht vanuit Mumbai langs de kust van Maharashtra naar Goa hebben we nog lang geen genoeg van dit deel van India, en we kiezen er nu voor om vanuit Bangalore, de hoofdstad van de staat Karnataka, naar de lonkende stranden van Goa te rijden. Zuid-India is vanuit Nederland best dichtbij, maar helaas gaat er geen rechtstreekse vlucht. We moeten in Abu Dhabi 7 uur wachten op onze vlucht naar Bangalore, pff. Toch klagen we niet, want sinds vorig jaar is de schokkend ingewikkelde visumprocedure voor toeristen afgeschaft en je kunt alles regelen vanuit de luie stoel. Zelfs onze zelfgemaakte pasfoto is geaccepteerd.
Je zou toch wat warmte verwachten, zo in het zuiden van India, maar dat is een vergissing. Bangalore ligt op 900 meter en er hangt een akelige, zeer natte depressie tegen de oostkant van het plateau aan. Het is nauwelijks 20 graden, en ons hotelpersoneel doet bovendien zijn uiterste best het onderste uit de kan te halen met de geavanceerde airco. Telkens als we even van de kamer zijn, zetten ze 'm snel op super. Brrrrrr, jas aan als je naar binnen gaat.
Geplaagd door de jetlag zetten we ten overstaan van het voltallige hotelpersoneel onze fietsen in elkaar. Peter steelt de show door heel galant mijn band op te pompen en hem vervolgens met een megaknal uit elkaar te laten spatten. Een van de toeschouwers vertelt behulpzaam: "It was coming out." Dat had hij wat ons betreft best iets eerder mogen melden. Gelukkig hebben ze hier in booming Bangalore een eigen fietsclub en kunnen we een nieuw reservebandje op de kop tikken.
We eten weer heerlijk hier in India, alleen keilt de ober mijn amuses over de tafel. "No problem," roept hij en mikt met de hand alles terug op mijn bordje. Yep, we zijn terug in India!
Bangalore – Mandya, auto + 88 km fietsen
We zijn later weg dan gedacht, omdat Peter zijn kaartje met "travel writer" had afgegeven. Nu laten ze ons niet gaan zonder dat hij een stevige recensie heeft geschreven over het – eerlijk is eerlijk – fantastische St. Mark's hotel.
We hebben besloten in Magadi te starten, want ondanks de zondag is het verkeer rond Bangalore gruwelijk en bovendien is de afstand naar het eerste hotel te groot. De fietsen gaan dus nog een keer in de auto. Om half een zitten we op de fiets, en meteen begint het flink en langdurig te regenen. Aan de positieve kant is de weg rustig. We zien veel ossenkarren en veel groen.
We denken te lunchen in Huliyurduga, maar daar is weinig te vinden behalve veel viezigheid. Dan maar brood met banaan, cola en zak chips. We krijgen de boodschappen tot onze verrassing aangeboden in een soort geweven zak. Later leren we dat het plastic hier radicaal verboden is, goed bezig!
Bij gedeelten is het wegdek na de lunch erg slecht, met name een flink stuk na Koudi. Zorgelijk, want we moeten eigenlijk snelheid maken om voor het donker binnen te zijn. Gelukkig verbetert de weg weer, en vinden we tegen de schemering in Mandya een aardig hotel (Hotel Jyothi). We spoelen de bagger buiten bij de kraan zo goed mogelijk af.
Mysore, 44 km
Poeh, jetlag, het is nog steeds een hele klus, dat opstaan. Hier in Mandya hebben ze nog nooit van boterhammen gehoord, dus we wagen ons aan een Indiaas ontbijt. Puri (soort yorkshire pudding) met prut. Beetje vet maar best lekker. Eerst rijden we een stukje over de grote weg. Druk, maar er is veel ruimte. We slaan spoedig af bij Yeliyur. Het gaat direct zachtjes heuvelen, maar het windje is lekker in de rug, en gelukkig is het droog. Het is heel landelijk en alles is een stuk schoner en netter dan gisteren. We rijden door de knalgroene rijstvelden met exotische bermen en leuke vogels, onder andere. veel groene parkieten. We kopen een taartje onderweg, lekker hoor. Een passerende mijnheer op een motor wil een Selpe van ons. Hij blijft het woord herhalen: "Selpe!" Oohh, een selfie! Vooruit maar weer. Zonder problemen fietsen we het centrum van Mysore binnen, waar we een heerlijk plekje vinden in het Parklane Hotel.
Mysore (Mysuru) is een fijne stad om lekker van de reis bij te komen. Je kunt er allerlei leuke excursies doen. Het Amba Vilas-paleis is een must en de tempel op de Chamundi-berg maakt ook een mooi uitstapje. We lopen daar een stukje de 1000 treden af naar de Nandi, een reuzengroot stierenbeeld uit één steen gehouwen. De sfeer is hier heerlijk relaxed. Pelgrims lopen af en aan om zegeningen bij de Nandi-monnik te halen. Tot onze verrassing komt bus 105 voorbij, waarmee we ook gekomen zijn. Dus wachten we hier braaf op de volgende bus, maar die komt niet. De een na de andere pelgrim wil wel met ons op de foto natuurlijk.
Drie lieve jonge mensen komen wat verlegen kletsen. Ze bieden aan om ons mee te nemen naar Mysore. Eenmaal in de auto krijgen we een fles whisky aangeboden. De chauffeur blijkt laveloos en absoluut niet in staat om te rijden, supergevaarlijk voor de wijde omgeving. Peter loopt een buil op zijn hoofd op doordat de auto door een kuil knalt. Gelukkig eisen de dames eenmaal beneden een plaspauze en kunnen we snel uitstappen. We lopen liever nog stukje. En dat komt mooi uit, want we struikelen over een enorm pretpark waar van alles te zien is, onder andere een halfwas plastic Taj Mahal en de toren van Pisa! Jaja, ze lijken oppervlakkig gezien van de blauwe knoop hier in India, maar ondertussen!
Dagtocht Mysore, 52 km
We blijven nog een dagje in Mysore voor een fietsexcursie naar het vogelreservaat en naar het fort met de kerkers en het zomerpaleis. Er zijn ook nog botanische tuinen, maar die zijn waardeloos volgens het internet. Het vogelpark daarentegen kan je niet missen. Je bent Mysore zó, zacht heuvelend, weer uit. 300 roepies entree en 300 voor een roeiboottochtje. Eenmaal onderweg gaat de roei-ranger direct met ons en onze bootgenoten, een stel Japanse monniken, onderhandelen. Voor 100 roepies p.p. extra krijgen we een lange tocht en anders draait hij direct weer om. Ach, de rangers moeten óók eten.
Hopen pelikanen zweven langs en vlak bij de boot liggen super grote krokodillen. De boot gaat per ongeluk door een bosje, precies bij Peter zijn rug. Oeioei, fire ants! Normaal trek je nu je bloesje uit, maar daar kan geen sprake van zijn in dit gezelschap. Tot grote schrik van een monnik trap ik een mier dood. Zelf zetten ze ze liever met een stokje overboord. Later lees ik in de krant een parallel verhaal over koeien. De koeien mogen niet meer doodgemaakt worden, dus zetten de arme boeren ze maar op straat. De koeien overlijden dan aan uitputting of door het eten van plastic...
Het wordt laat en we moeten de rest van de attracties afraffelen. We zijn als Assepoester met het glazen muiltje, om zes uur moeten we binnen zijn, want dan is het stikdonker. Terug in ons mooie hotel nemen we een biertje bij ons krantje, heerlijk. De krant staat bol van berichten over een mensenetende tijger, die ze met olifanten gaan zoeken, om op te sluiten. Hm, lijkt me niet heel effectief. Er zijn deze maand al vier mensen door de kat verschalkt. En wel precies op onze route naar Ooty. Dan maar geen Ooty, het vrachtverkeer is al eng genoeg. We hebben voor de kick geen tijger in onze nek nodig.
Gonikoppal – 93 km, 1028 m klimmen
Met moeite rukken we ons los uit Mysore. Nu duurt het wat langer voor we uit het verkeer zijn, maar langzaam maar zeker komt er meer natuur en minder vieze auto's. Het asfalt is fantastisch en de hele route krijgen we genoeg ruimte. Heel veel makkelijke en tegen het einde van de rit nog wat steilere heuvels. Voor de lunch kan je uitstekend in Hunsur terecht (goede tali's). Hierna rijden we de bossen van de Coorg binnen. Langs de weg staan borden: pas op dat u geen tijger plat rijdt. Huh, dat slaat vast op auto's. Goede raad voor fietsers die oog in oog met een tijger komen, ontbreekt weer eens. Peter zegt dat hij niet van plan is zich ermee te bemoeien wanneer ik door een tijger de bosjes in gesleurd wordt; de situatie is toch hopeloos.
We rijden door de koffieplantages. In tegenstelling tot thee houdt koffie van schaduw. Er is geïnvesteerd in oerwoudbomen en weelderige afrasteringen vol prachtige bloemen waar we uitgebreid van kunnen genieten op de vele hellinkjes. Het eerste behoorlijke hotel in Gonikoppal is direct raak. We moeten een beetje steggelen over een goede plek voor de fietsen, maar uiteindelijk mogen ze achterin het restaurant. Gonikoppal is een aardige plaats met veel winkels. We kopen jam, broodjes, chocoladecakejes, pindakoeken en bananen voor copieuze aanvullingen op het ontbijt. De kamer heeft bovenin grote ramen naar de gang toe (tot welk doel???). Gelukkig ziet Peter kans het ganglicht uit te doen.
Kakabe 43 km, 693 m klimmen
's Morgens blijkt dat Peter per ongeluk de hele hoofdschakelaar van de kamer heeft uitgezet. Dus er is ook niks opgeladen, en het lijkt er even op dat we onze felbegeerde Hollandsche havermoutpap niet kunnen maken, ai! Gelukkig komt alles goed. De weg is eerst nogal druk, maar na Vinrapet, een dorp met mooie winkels en restaurants, wordt het idyllischer. We kopen plaatselijk gemaakte tropische chocolade. Smelt niet in de hand of in de fietstas, lekker hoor. De weg daalt telkens af naar een rijstveld en dan gaat het direct weer steil omhoog de jungle in. Schitterende weg met veel bloemen en woudreuzen. We hebben geprobeerd ons beoogde hotel te sms'en, maar we horen niks en we klimmen en klimmen. We zien steeds minder bebouwing en de hoop op een kamer boven op de berg wordt steeds kleiner. Maar, opeens rijden we het mooie Palace Estate binnen. Alle kamers zijn beschikbaar. Er is een hotelcrisis gaande, zo vertelt de familie. Er zijn onlusten in het nabijgelegen Madikeri. Iets over een sultan die al een eeuw of acht dood is, vandaar.
De eigenaar wijst ons een avondwandelingetje over zijn koffieplantage langs de waterval. Er zijn heel veel bloedzuigers en onwaarschijnlijk grote spinnen. Wanneer we er een proberen te fotograferen beweegt hij plotseling, ik moet ervan gillen. Volgens de eigenaar zijn ze niet levensgevaarlijk? Terug in de kamer doen we stiekem om de beurt een wasje (warm water is een collector's item in deze regionen). Peter vindt bloedplassen in onze wat duistere kamer. Hij blijkt twee gaten van bloedzuigers in zijn voeten hebben. De beddensprei zit ook onder het bloed, zodat we nog meer moeten wassen. Een gruwelijk onweer breekt intussen los, wat een fantastisch lichtspel geeft over de bergen. Jaja, het is hier héél rustig, maar niet saai!
Heerlijk gegeten met de eigenaar. Alle huisgenoten, inclusief zijn vrouw, moeten traditioneel toekijken en eten na ons. De baas vertelt dat bloeddorstige tijger is neergeschoten. Peter vangt nog per ongeluk een hele dikke naaktslak met een natte sok, maar dan zijn de avonturen voorbij en daalt een eindeloze nachtelijke stilte over de Coorg.
We nemen een "rustdagje" om direct vanuit ons hotel de hoogste top van de Coorg te beklimmen, de Tadiandamol van 1740 m. Het is zaterdag, maar als gevolg van de rellen is het helemaal niet druk op de berg. Het is een mooie wandeling, en met het kaartje van de eigenaar vinden we zonder problemen de weg naar de top. We ontmoeten diverse sportieve Indiërs die de berg op slippertjes beklimmen. Een van hen heeft zijn slipper kapotgemaakt en gaat nu gewoon op één slipper verder, terwijl hij nog lang niet boven is!
Na ruim twee uur klimmen, waarvan alleen het laatste stukje echt steil is, zijn we boven en kunnen we genieten van de prachtige uitzichten over de Coorg en de oerwoudbomen. Er zijn veel enge insecten, maar gelukkig blijkt het antimuggenspul op onze sokken de bloedzuigers afdoende te weren. 's Avonds vertelt grootmoeder ons in de homestay dat er ook tijgers en olifanten rondstruinen op de hellingen van de Tadiandamol, maar die vallen meestal geen toeristen lastig, zegt ze. Wel denderen de olifanten af en toe door de koffieplantage, en de schadevergoeding na zo'n bezoek is armetierig.
Kushalnagar 81 km, 869 m klimmen
Peter pompt weer galant mijn achterband op. En laat hem weer ploffen, deze keer door het ventiel los te schroeven op het hoogtepunt. Alles komt goed en we suizen om half tien de berg af. Veel koffieplantages vandaag. We lunchen en proberen "veg" (vegetarisch) te vragen ("pure veg" = veganistisch, zonder ei en zuivel). Maar we spreken het nog steeds niet goed uit. French? Dat heeft hij niet. We eten een stevige bak rijst met groenten. Ik met mijn vingers en Peter blijft halsstarrig een lepel believen.
We schieten lekker op, het asfalt is meestal uitstekend, op en neer. In Kushalnagar zijn veel hotels, want hier is de Tibetaanse Golden Temple van Bylakuppe. Schitterend, je loopt zo Kuifje in Tibet binnen, inclusief de poewaaaaaah trompetten, wat een herrie!
Op het bord voor deur van ons nogal groezelige hotel staat hersenen aan het spit aanbevolen, ik kan er niks anders van maken. Hee, maar ze hebben bij nadere inspectie een biertje en de inerte beheerder maakt ons groezelige bed opnieuw op. En krijg nou wat: een warme mandi! Tophotel.
Hassan 77 km,718 m klimmen
Zowaar, tropisch-achtig weer vandaag. Vooral het eerste stuk is mooi fietsen met veel groen en vriendelijke dorpjes. Van Konanunu naar Arkalgud vinden we een landelijk weggetje met goed asfalt. Vreemde rotspartijen flankeren de weg. En ook de grote weg naar Hassan is prima. De toegangsweg Hassan in voert dwars door een gigantische vuilstort vol gieren en ratten, en meteen daarachter ligt de voeselmarkt – pest- & tyfusbron! Je zou ervan omkeren.
Hassan blijkt naar Indiase begrippen toch een keurige stad. De bedienden van ons mooie Hotel Mallige Residency rijden ongevraagd een rondje op Peters fiets en willen het slot wel van mij overnemen om ze veilig op te bergen. "No problem, camera!" Die heb ik al vaker gehoord de afgelopen dagen. Ik wil weten wie er dan kijkt naar die camera, maar daar krijg ik nooit antwoord op. Ik doe mooi zelf dat slot om de fietsen. Wat een luxe hier midden in India; warme douche, waterkokertje en wc papier. Tsss.
Belur 50 km, 376 m klimmen
Met enige spijt trek ik de deur van onze comfortabele kamer dicht. Het voltallige personeel zwaait ons uit. De weg naar Halebid is prachtig. Landelijk, goed asfalt, glijdende afdalingen, bijna geen verkeer. Mooie bomen. Het 12e-eeuwse tempelcomplex van Halebid is ook schitterend; het is er best rustig en niemand valt ons lastig. De verkoper die op onze fietsen past, wil geen geld voor die dienst, maar heeft liever dat we een stripboek bij hem kopen. Het stripboek mag hij van ons houden en nog eens verkopen, maar dat weigert hij pertinent.
De tempel is overdekt met heel fijn snijwerk, het ziet eruit als ijzer. In drie talen hangen overal bordjes dat je moet kijken met je ogen, niet met je handen, maar geen Indiër die zich daar wat van aantrekt. Het kostbare beeldhouwwerk wordt voortdurend betast en beklopt; geen bewaker die er iets van zegt.
De weg naar Belur is veel minder goed en aan een groot gedeelte wordt gewerkt. De tempels van Belur zijn wat grover qua snijwerk dan Halebid, maar ook heel mooi met veel beelden. Dit tempelcomplex is zeer actief met priesters met dikke blote buiken en voddige gewaden. Toevallig vallen we met ons neus in speciale festiviteiten. 's Avonds verlichten duizenden olielampjes de grote tempel. Een onafzienbare rij pelgrims, mannen en vrouwen gescheiden, wacht op gratis eten bij een stel gestreste mannen met pollepels.
Wij gebruiken onze maaltijd toch maar rustig in het hotel, met een biertje erbij op ons heerlijke balkon. Alleen stoten we voortdurend de bol tegen de doorgang vanaf de gang. Waarom verbaast het in zo'n land eigenlijk niks dat niemand zich druk maakt over bulten op de koppen van de gasten?
Sringeri 102 km, 1004 m klimmen
Weer eens de hele nacht stroomstoring en we vertrekken met een wat zorgelijke hoeveelheid energie voor de GPS. Gelukkig is de weg makkelijk te vinden. We stoppen voor lunch in Balehonnur, wat een heel aardig plaatsje blijkt met diverse hotels. Peter heeft zin in een tali, maar die krijgt hij niet. Alle andere gasten wél. Meestal is communicatie geen probleem, maar nu moeten we het doen met wat karige rijst. We krijgen wel sinaasappelsap, ook lekker hoor. De hele dag hebben we prachtig asfalt met veel mooie oude bomen, koffie- en theeplantages en weinig verkeer.
Vlak voor Balehonnur zitten we op 1180 meter, maar dan komt een heerlijke afdaling, prachtig door het oerwoud. We stijgen en dalen een tijdje rond 800 meter, voor Sringeri komen nog twee pasjes en het laatste stuk daalt weer 200 meter. Er is zo te zien maar één groot hotel, voor pelgrims, en het is hartstikke vol zo op zaterdagavond. Toevallig is er een kamer vrij vanwege een annulering. Iedereen is blijkbaar naar de tempel, en wij denken ook een avondwandeling die kant op te maken, maar het blijkt te ver. Morgenochtend met de fiets dan maar.
Kundapur 94 km, 708 m klimmen
We ontbijten heerlijk op het balkon met uitzicht op veel vogeltjes. Alleen begint het hotel ons uit te roken met behulp van een enorme pijp die vanuit de keuken het hele hotel dreigt te vergiftigen. Op tijd naar de tempel dan maar. Het blijkt een enorm complex, extra sfeervol in de optrekkende ochtendmist. Het is heel druk en we zijn de enige westerse toeristen. Een enorm wagenwiel van gekleurd rijstpoeder (rangoli) bedekt de binnenplaats. Je mag wat kleverig verfpoeder pakken om op je voorhoofd te smeren, maar dat doen we toch maar niet. In de rivier zit een wanstaltige hoeveelheid dikke en heilige meerval die je mag voeren voor het goede karma.
We kijken onze ogen uit, maar niet te lang want we hebben nog een flinke afstand te overbruggen vandaag. Eerst een stuk heuvelen. Na een km of 30 raken we danig in de war van een oud bord met "Coondapoor 100 km". Dat halen we nooit! Naar Udupi dan maar?
Na het zonovergoten Agumbe, de natste plaats van Zuid-India met jaarlijks acht meter regen, storten we ons van meer dan 500 m hoge, vrijwel loodrechte muur van de Western Ghats af. Dat is nog een hele happening, want de wand is supersteil en het wegdek superslecht en er gaat veel zwaar verkeer over deze hoofdverbinding. Het is een wonder dat deze haarspeldweg überhaupt nog aan de bergwand hangt!
Onderaan de Ghats laat een wat meer up-to-date richtingbord op de splitsing zien dat er maar 7 km verschil is tussen beide routes, dus we gaan gewoon naar Kundapur. Het asfalt is strak en we rijden in de schaduw van het bos, maar het is nog een zware klus. Eindelijk zitten we echt in de tropische hitte en en dat is best wennen. Het is ook nog een hele klus om de fietsen het hotel in te krijgen, maar we geven niet toe. Kundapur voelt als een fietsendievenstad. Poehpoeh, op tijd naar bed.
Murudeshwar 70 km, 255 m klimmen
Vroeg op, maar het wordt al snel heet. Het verkeer de stad uit is gruwelijk. Wat zijn we blij dat we het stuk van Udipi naar Kundapur langs de kust niet hoeven rijden! Gelukkig zien we na 15 km een mooi strand om te relaxen, ik steek mijn grote teen in de Arabische zee, gehaald! We kunnen een heel stuk binnendoor rijden. Vogeltjes, vlindertjes, rust. Terug op de grote weg wordt het verkeer langzaam wat minder dodelijk. We rijden langs zee dus we krijgen eindelijk visjes bij de lunch, mmm! Bananen als toetje. De schillen zijn voor de koeien die kwispelend als honden komen bedelen. Het is ons al eerder opgevallen dat de invaliden niet meer bedelen vanaf een stuk karton, maar daarentegen rondscheuren op mooie gemotoriseerde driewielers. Dit keer zien we een knalgeel exemplaar, met aan boord een kabouter inclusief rode puntmuts! Hij lacht blij naar ons.
Om 16 uur zijn we in het hotel van de tempel in Murudeshwar. Er staat een heel groot bord hoeveel mensen hier ieder jaar in zee verzuipen, niet zwemmen! Niemand trekt zich er iets van aan. Geen wonder, in dit land van massale ongelukken zijn de cijfers bepaald geruststellend. Ons hotel kijkt uit op een absurd groot beeld van Shiva en een enorme gopuram (tempelpoort), waarin je met de lift naar top mag. We verwachten een hopeloze wachtrij voor deze attractie, maar niks! Terwijl we precies tijd op tijd zijn voor de zonsondergang hebben we onbegrijpelijk genoeg het rijk alleen. Op loopafstand is een resort met biertje en diner onder de palmbomen, heel relaxed. Dit is onze laatste avond off the beaten track, snik. Morgen zijn we in het door travelers overlopen Gokarna.
Gokarna 74 km, 370 m klimmen
Wat een gezweet afgelopen nacht. Een koude mandi doet wonderen. We ontbijt vorstelijk op het balkon met uitzicht op de alweer gillende menigte in de verboden zee. De highway wordt hier landschappelijk al een stuk groener en aantrekkelijker, maar er is nog steeds teveel zwaar verkeer voor het veilige. Ze doen er alles aan om zoveel mogelijk groen te vernietigen voor de verbreding van de weg. Over de 100 km die we gezien hebben wordt er overal gewerkt, maar het ziet er niet erg gecoördineerd uit. Het is maar de vraag of het fietsen beter zal worden wanneer de verbreding klaar is; ze gaan dan natuurlijk ook harder rijden. De verstandige fietser mijdt deze weg toch zoveel mogelijk, maar langs de kust is er een eind lang geen alternatief. We kunnen er in Kumta gelukkig af. We kopen een enorme watermeloen. 5 kg voor 20 roepies. We maken hem achter elkaar soldaat in de schaduw van ons sarong-fietstentje met als toetje een middagdutje in de gloeiende hitte.
Wanneer de ergste hitte eraf is, klimmen we een heel steile heuvel over om langs een enorme watervlakte met een vaag pontje aan te komen. No way dat we dat hele eind weer terug klimmen. Dat snapt de pontbaas ook, dus pakt de deal voor hem met stip het beste uit. Aan de overkant is het mooi fietsen langs de oever. Eenmaal in Gokarna, in de reisgidsen aangeprezen als "onbedorven" alternatief voor Goa, zoeken we wel een uur naar een acceptabele kamer. Misschien zijn we een beetje verwend? We eten een veg meal in het onderliggende restaurant. Ietwat groezelig, net als het hotel, maar best te doen. We hebben een balkon met uitzicht op de palmtoppen, dat maakt veel goed.
Palolem 88 km, 565 m klimmen
We verlaten het schiereiland weer met een pontje, maar deze keer is het keurig gereguleerd. Het vaart op vaste tijden, voor vaste prijzen en we kunnen de fietsen zo aan boord rijden. We rijden een flink stuk lekker met schaduw binnendoor, maar net na Ankola moeten we de grote weg weer op. Het meeste zwaar verkeer gaat er precies hier af, fijn! In Karwar eten we lekker langs de weg terwijl de gloeiende hitte over het land daalt. Zowaar is hier een rustig stadsstrand met schaduwdakjes, waar we dankbaar gebruik van maken. Niemand stoort ons. Over een grote, lege weg gaan we Goa binnen. Er is een echte grens met slagbomen en knorrige beambten die ons geen foto toestaan. In Goa is alles een stuk beschaafder. Het eeuwige getoeter houdt bijna op en honden kwispelen vriendelijk naar ons. Er is ook een heel klein pontje voor een binnendoor-actie, maar de fietsen mogen er niet op, vertelt de relaxende pontbaas. Hij doet er helemaal één oog voor open. Het is dat we dat al wisten van andere fietsers, anders zou je boos worden.
We moeten nu 10 km om, eerst over een mooie schaduwrijke weg, maar dan komt er ook nog een flinke helling extra. Hierdoor zijn we laat in Palolem. We duiken in de avondschemering snel het eerste hotel in dat er aardig uitziet, het is mooi geweest. Fijn hotel, twee grote kamers aan het zwembad, goed ontbijt, 3000 roepies.
Dit is een fijn dorp om een tijdje te blijven. Je kunt overal lekker fruit kopen (mmm, papaya) en er zijn sprookjesachtige stranden. Het mooiste, Colomb Beach, is zo goed als verlaten. Wat is er toch loos met het toerisme hier? Aan de noordkant van Palolem Beach is zelfs goed water om te snorkelen, een zeldzaamheid in India. Er zwemt niet veel vis, maar het is heel helder.
Luchthaven Vasco da Gama 72 km, 611 m klimmen
Onze drie weken zijn op, veel te snel. We komen vandaag laat op gang omdat we het copieuze ontbijt aan het zwembad niet willen missen. Doorfietsen, want er wacht ons een massive hill, volgens een blog van andere fietsers. Een waarschuwing is inderdaad op zijn plaats. We beginnen met een mooie rustige weg, maar het laatste stuk van de klim voert door een lange kloof met een consequente helling van 11%. Zodra de zon in de kloof valt wordt dit een roosterende fietsershel! Gelukkig zijn we de zon vóór, maar we creperen alsnog bijna doordat we tergend langzaam worden ingehaald door een zeldzaam giftige vrachtauto. Nadat ons octaangehalte weer wat gezakt is, wordt het heet, maar makkelijk fietsen. Vóór de echte hitte zijn we op het strand van Benaulim om een paar uur te relaxen en souvenirs te kopen.
Het is nog een klein stukje fietsen naar de luchthaven, maar verrassend genoeg fietsen we nog even helemaal terug in India over een buitengewoon rommelige en chaotische weg. De mensen staren naar mijn korte broek en mouwloze shirtje, dat ik alleen in Goa aan durf. Eenmaal op de luchthaven kunnen we onze vlucht niet op de borden ontdekken, huh? Geeft niks, beweert het personeel. Dat durven we maar half te geloven, maar het komt inderdaad goed. We moeten op de terugweg 2x overstappen, in Bangalore en Abu Dhabi, iets wat we op de heenweg te allen tijde vermijden. En inderdaad zijn de fietsen, zoals verwacht, bij aankomst beschadigd (ja, een Tubus Fly kan knakken!). En zoals gebruikelijk zijn er problemen met de NS, zucht. Uiteindelijk zijn we 17:30 thuis, 36,5 uur na vertrek uit het hotel in Palolem. Een mens kan maar beter gewoon op de fiets blijven zitten.
