Via Albulapas, Comomeer en Verona, juni 2011
Fietsen in Zwitserland en Italië, van Zürich naar Venetië
Nadat we tijdens eerdere fietstochten richting Italië de Zwitserse Alpen via de Gotthardpas en de Splügenpas zijn overgestoken, willen we dit jaar een poging via de Albulapas en de Malojapas wagen. De snelle overgang van het ruige hooggebergte naar het bijna mediterrane landschap van de Zwitsers-Italiaanse meren is altijd weer een mooie ervaring. We vragen ons wel af of het gaat lukken de 2315 m hoge Albulapas fietsend te bedwingen, want als we na een nachtelijke treinreis het station van Zürich uit fietsen begint het prompt te regenen en dat gaat de hele dag zo door. De temperatuur stokt bij 12 graden. Nou ja, als de pas ingesneeuwd raakt – het is pas eind mei –, kunnen we altijd nog met het treintje van de Rhätische Bahn door de Albulatunnel.
Zürich – Walensee
Langs voorname villa's fietsen we in de stromende regen langs de Zürichsee naar het oosten; dat we wind mee hebben, is gezien de kou en de nattigheid een niet te onderschatten voordeel. De route is gemakkelijk en grotendeels autovrij, met af en toe een hellinkje en langs de Walensee een paar steile klimmetjes. Als de wolken rond de bergen even wijken, zien we hogerop de hellingen een laagje verse sneeuw liggen.
Tamelijk verregend komen we op de camping van Walenstadt aan, dat geen stad is maar een dorp van een paar straten, gelukkig wel met een restaurant dat met zijn uitstekende houtovenpizza een voorproefje van Italië biedt. Volgens de campingbaas wordt het beter weer, en hij krijgt gelijk, zo blijkt de volgende ochtend.
Van Walenstadt naar Bergün
De route naar Thusis hebben we grotendeels al eens gereden op weg naar de Splügenpas, al misten we toen de Polenweg, een pad dat in de Tweede Wereldoorlog hoog boven de Hinterrhein door geïnterneerde Poolse militairen in de rotsen is uitgehakt. Deze route biedt prachtige uitzichten over de rivier in de diepte. De aanloop naar deze route bij de golfbaan van Domat-Ems is even schrikken: 10 procent onverhard stijgen over 1 km, maar daarna rijden we kilometerslang vrijwel vlak. Aanrader! In Thusis blijkt de camping gesloten wegens renovatie. Dan maar semi-wild kamperen tussen de dennenbomen op het verlaten terrein.
Een klimmetje na Thusis brengt ons in het dal van de Albula. Helaas moeten we twee tamelijk lange tunnels door, wat geen feest is voor de fietser, al is er niet veel autoverkeer. Later volgt de fietsroute een pad langs de rivier en hebben we van auto's en motoren helemaal geen last meer.
Na Filisur wordt het menens: de weg begint plotseling met de nodige haarspeldbochten fors te stijgen, tot 10 procent, wat onze snelheid tot 5 km per uur terugbrengt. We vragen ons zelfs heel even af of we onze hand niet overspeeld hebben met deze pasbeklimming (hoogteprofiel), maar in elk geval vormt het schitterende landschap een de beloning voor alle zweetdruppels in de hete middagzon; De Albula heeft hier een diepe, nauwe kloof in het gebergte uitgesleten, de Bergüner Stein. Vlak daarachter ligt het mooie dorp Bergün, met opvallend grote, met graffiti versierde huizen.
Albula- en Malojapas
Na Bergün blijft de weg fors doorstijgen met zo'n 9 procent, en we zien hoe de spoorlijn van de Rhätische Bahn keertunnels nodig heeft om voldoende hoogte te winnen. Bij het gehucht Preda duikt de trein de Albulatunnel in richting Engadin; dank zij het mooie weer en het warme voorjaar, waardoor de pas een paar weken eerder dan normaal al open is, hoeven we geen gebruik te maken van het spoor en klimmen we gestaag door. Naarmate we hoger komen, gaat het steeds gemakkelijker: bij de Albulapas lijkt het venijn zeker niet in de staart te zitten. Dat beaamt ook de souvenirwinkelier op de pashoogte: het stuk tussen Filisur en Bergün is verreweg het zwaarst, meent hij.
Na een vlotte afdaling naar 1800 meter en een vlakke rit door het Engadin slaan we ons kamp op bij het mondaine Sankt Moritz, dat 's winters vast veel aantrekkelijker is dan 's zomers. De camping is wel fraai gelegen, met een weids uitzicht op het dal en de omringende bergen, die langzaam achter steeds meer wolken verdwijnen. Er wordt regen voorspeld, en de volgende ochtend rijden we flink door om nog bij droog weer van de Malojapas af te dalen. Merkwaardig genoeg hoeven we vrijwel geen meter te klimmen naar de pashoogte aan het eind van het dal, want de Malojapas. die de waterscheiding tussen de Zwarte Zee en de Middellandse Zee vormt, heeft slechts aan één kant een – zeer steile – helling. Via schilderachtige dorpjes met een steeds zuidelijker vegetatie dalen we pijlsnel van 1800 naar 250 meter en bereiken via een pas aangelegd fietspad het Comomeer, vertrouwd terrein van eerdere reizen. In Varenna steken we met de veerboot over naar Menaggio, dat we voor het eerst bezoeken en een van de leukste plaatsjes aan het meer blijkt. Het is ook een goed uitgangspunt voor wandelingen, zoals door het Val Sanagra richting Barna, waar we een forse zwart-gele vuursalamander op ons pad vinden.
Van Menaggio naar Iseo
Hoe mooi de omgeving ook is, als fietser valt het niet altijd mee je weg te vinden in het Noord-Italiaanse merengebied. De wegen zijn vaak smal en druk met autoverkeer, en fietspaden of fietsstroken zijn er vrijwel niet. Ook de route langs de oever van het Comomeer tussen Menaggio en Como, die langs schitterende villa's (zoals de Villa Carlotta) voert, is niet echt fietsvriendelijk. Pas bij Laglio, waar George Clooney van zijn Nespresso-centjes een optrekje heeft gekocht, neemt het doorgaande autoverkeer een hoger gelegen route en blijft het tot Cernobbio op wat cruisende Jaguars en vuurrode Maserati's na opvallend rustig.
Van Como naar het Gardameer
Het gebied tussen Como en het Iseo-meer is tamelijk dichtbevolkt, maar toch zijn hier ook mooie trajecten, zoals naar de oude bovenstad van Bergamo met zijn gezellige stegen vol ouderwetse winkeltjes. Jammer genoeg verdwalen we na de steile afdaling in de benedenstad van Bergamo en begint het vreselijk te onweren als we met een omweg langs de rivier de Serio richting Iseo aan het gelijknamige meer rijden, waar we veel te laat en geheel verregend op een van de onaantrekkelijke grintcampings vol stacaravans langs het water belanden.
Vanaf het Iseo-meer loopt een mooi fietspad door de wijnheuvels richting Brescia, een stad die met zijn Romeinse ruïnes en plein uit de Mussolini-tijd een bezichtiging waard is. Ook hier begint het om een uur of drie weer flink te plenzen, en het Gardameer kan zijn reputatie van zonnige bestemning voor ons niet waarmaken. Jammer, want camping Sirmione ligt mooi en het stadje, dat zoals veel plaatsen hier half verduitst is, lijkt best gezellig.
Van het Gardameer naar Verona
De route langs de zuidkant van het Gardameer is één lang lint van hotels, campings, supermarkten en cafés, en het is er nu, begin juni, al behoorlijk druk met toeristen. Via Peschiera del Garda bereiken we na een steile klim camping Castel San Pietro boven Verona, die qua sfeer en faciliteiten nog het meest doet denken aan een backpackers-resort in Thailand of Indonesië. De meeste percelen zijn nauwelijks groot genoeg voor een tentje met twee fietsen, maar het uitzicht op de stad onder de camping is prachtig.
De Romeinse arena van Verona lijkt vanaf de buitenkant nogal bescheiden, maar we willen hem toch wel van binnen bekijken. Dat lukt als we 's avonds nog kaartjes op de kop kunnen tikken voor een concert van de Italiaanse publiekslieveling Zucchero Fornaciari. Hoog in de arena, die ronduit kolossaal blijkt, zoeken we een plekje op de stenen banken en luisteren naar de samenzang van Zucchero en zijn Italiaanse fans, met dank aan de oude Romeinen voor de geweldige akoestiek.
Van Verona naar Vicenza
Op weg naar Vicenza verdwalen we tussen de erwtenvelden en rijden we een aantal kilometers over te drukke, te smalle wegen zonder berm en met te veel zwaar vrachtverkeer. Na Brendola word het landschap fraaier en slingert onze inmiddels weer stille route over de heuvels, die hier gelardeerd zijn met schitterende villa's. In de stromende regen duiken we Vicenza in, op zoek naar de camping. Als we radeloos over een kaart gebogen staan, komt de redding in de vorm van van een vriendelijke Italiaanse fietser: hij stuurt ons naar de jeugdherberg, 100 meter verderop. Daar schrikken ze gelukkig helemaal niet van verzopen toeristen met bemodderde fietsen.
Vicenza blijkt een gezellige, niet al te toeristische provinciestad, met leuke restaurantjes en heel veel al dan niet voltooide gebouwen van Palladio. Zijn beroemdste creatie is de Villa Rotonda vlak buiten de stad, een opmerkelijk gebouw met vier voorgevels (raar maar waar: het interieur is alleen op woensdag te bezoeken; dan betaal je geen € 5, maar € 10 voor een bezoek aan de villa, ook al wil je alleen de buitenkant zien).
Van Vicenza naar Stra
Na Vicenza is de route richting Padua en Venetië prima bewegwijzerd en loopt die deels over fietspaden in het vlakke landschap. We laten Padua links liggen en volgen de kanalen die als een ring rond de stad liggen richting Stra en het Brenta-kanaal, waaraan prachtige, deels nogal vervallen villa's liggen. De beroemdste is de Villa Pisani uit 1555, met een prachtige tuin in diverse stijlen en een doolhof waarvoor je rustig een uurtje uit kunt trekken. Het kost ons ruim 20 minuten driftig dwalen tussen de heggen om de toren met wenteltrap in het midden te bereiken, waarop een bewaker geposteerd staat om wanhopig ronddolende bezoekers te helpen. Tip: doe dit niet als je haast hebt, want door de heggen kruipen is onmogelijk en voor wie geen fotografisch geheugen heeft, is de terugweg even tijdrovend als de heenweg!
Van Stra naar Venetië
We zitten inmiddels vlak bij Venetië, maar willen de stad met een omtrekkende beweging benaderen, via Chioggia en de langgerekte eilanden Pellestrina en Lido di Venezia. Dat valt nog niet mee doordat de kaart niet klopt en we onze toevlucht moeten zoeken tot een onverhard paadje over een dijk om het razende verkeer op de SS309 te vermijden, maar uiteindelijk bereiken we de haven van Chioggia. We kopen voor € 18 een OV-abonnement van 24 uur voor Venetië, en dan mogen de fietsen voor € 1 per overtocht tussen de eilanden mee. De fietstocht over het 10 kilometer lange en niet veel meer dan 200 meter brede Pellestrina met zijn slaperige dorpjes langs de lagune is erg leuk, met mooie vergezichten over het water. Het Lido is het veel drukker, met meer toerisme, en de romantisch-decadente sfeer uit de film Dood in Venetië (deels opgenomen in het tot modern appartementencomplex verbouwde Hotel des Bains) is er ver te zoeken. Vanaf camping San Nicoló op het Lido bezoeken we met de boot Venetië, zonder fietsen uiteraard want die zijn in de Dogestad nutteloos en verboden.
Van Venetië naar Aquileia
Na Venetië volgt er nog een toegift, want we vliegen terug vanaf de luchthaven van Triëst bij Monfalcone. De kustroute voert langs enorme interneringskampen voor toeristen, getooid met namen als Paradiso en Sun Village, maar later, in de regio Friuli, is het aangenaam fietsen over rustige wegen, met uitzicht op de Alpen in de verte. Niet te missen is het Romeinse mozaïek in de kerk van Aquileia, een plaats van waaruit we nog een fietstocht richting het natuurreservaat Valle Cavanata langs de kust maken. Daar zien we aan de overkant van het water in de verte de stad Triëst liggen en de bergen van Slovenië en Kroatië, die we voor een volgende keer bewaren.
Gefietste etappes
Etappe | Afstand* | Stijging |
---|---|---|
1. Zürich – Walenstadt (See–Camping) | 92 km | 509 m |
2. Walenstadt – Thusis | 90 km | 728 m |
3. Thusis – Bergün (camping Albula) | 33 km | 929 m |
4. Bergün – Sankt Moritz (camping Olympiaschanze) | 42 km | 1150 m |
5. Sankt Moritz – Varenna (boot Menaggio, camping Europa) | 106 km | 346 m |
6. Menaggio – Eupilio (Lago di Pusiano, camping Class) | 61 km | 527 m |
7. Eupilio – Clusane (Lago d'Iseo) | 105 km | -- |
8. Clusane – Sirmione (Lago di Garda, camping Sirmione) | 80 km | -- |
9. Sirmione – Verona (camping Castel San Pietro) | 47 km | |
10. Verona – Vicenza (jeugdherberg) | 80 km | 469 m |
11. Vicenza – Oriago (camping Serenissima) | 82 km | -- |
12. Oriago – Lido di Venezia (camping San Nicolò) | 79 km | -- |
13. Lido di Venezia – Cavallino Treporti (camping Silva) | 17 km | -- |
14. Cavallino – Aquileia (camping Aquileia) | 117 km | -- |
15. Aquileia – luchthaven Ronchi dei Legionari | 8 km | -- |
totaal | 1039 km |
*Inclusief omwegen voor boodschappen etc.