Fietsen in Mexico (Yucatán), Guatemala en Belize
De Mayaroute: van Yucatán (Mexico) naar Tikal en Belize
De Mayabeschaving is een van de de meest intrigerende die de wereld heeft gekend; talloze ruïnes in Midden-Amerika getuigen van deze voor ons raadselachtige cultuur. Een fietstocht langs het erfgoed van de Maya's lijkt een prima manier om meer over dit rijke verleden te weten te komen. En inderdaad, tijdens een reis van vijf weken ontdekten we dat er aan toeristische attracties geen gebrek was, variërend van huizenhoge piramides tot oneindig diepe cenotes, maar dat het fietsen tussen deze hoogtepunten vaak het nodige doorzettingsvermogen vroeg, en dan niet omdat het zo zwaar was, maar vanwege de eindeloze eentonigheid van het vlakke landschap.
Fietsen in Yucatán
De wegen lijken in dit deel van Mexico vaak met een liniaal door de uitgestrekte bossen van laag geboomte getrokken te zijn. Vele kilometers lang verandert er helemaal niets aan het landschap, op de getallen op de kilometerpaaltjes na. Maar toch: als je dat weet te accepteren, is de fiets ook in Yucatán een uitstekend vervoermiddel dat je een ongekende mobiliteit geeft. Zo zijn diverse ruïnes met het openbaar vervoer slecht bereikbaar en ben je zonder huurauto al snel onthand. Al fietsend over de vrijwel altijd vlakke, stille wegen, met een zacht windje in de rug, ben je dan zo slecht nog niet af.
Van Cancún naar Cobá
Het begin van onze fietstocht richting Guatemala is moeizaam. Op de fietsen na raakt al onze ruimbagage zoek en die blijft dat ook, zodat we de eerste dagen in de shopping centers van Cancún en Playa del Carmen doorbrengen om met de door Iberia als compensatie betaalde dollars wat kleren en toiletspullen te kopen. Met niet meer dan twee stuurtassen en twee mini-reistasjes op de bagagedrager rijden we over een rechte weg in de vliegende storm langs de kust naar het verstilde vissersplaatsje Puerto Morelos, waar we de eerste twee nachten doorbrengen, en vervolgens naar de bruisende toeristenplaats Playa del Carmen, dat een enigszins Europese sfeer combineert met een schitterend wit strand. Hier vinden we zelfs een echte fietswinkel die ons voorziet van fietscomputers, bidons en fietssloten.
Bijna geheel opnieuw uitgerust – alleen behoorlijke fietstassen en fietsbroeken ontbreken nog – rijden we over dezelfde saaie, brede weg naar Tulum, een onbetekenend dorp met dure accommodatie, maar ook met verbazingwekkende Mayaruïnes langs de hemelsblauwe Caribische zee. Alleen al de unieke ligging van deze versterkte stad maakt een bezoek de moeite waard. Opzienbarende monumenten vind je in Tulum niet, maar als je op het blinkend witte koraalstrand staat en naar de ruïnes opkijkt, kun je je heel goed voorstellen dat dit in de 15e eeuw, vlak voor de komst van de Spanjaarden, een belangrijke havenplaats en handelscentrum was.
Op zo'n 50 km uiterst saaie, vlakke kilometers ten noordwesten van Tulum liggen de ruïnes van de Mayastad Cobá, vlak bij het gelijknamige dorp aan het gelijknamige meer. Ze zijn bijzonder omdat ze nog niet uitgebreid gerestaureerd zijn, zoals vele andere steden, en je je er een goed beeld kunt vormen van de staat waarin de ruïnes van diverse steden zich bij ontdekking in de 18e en 19e eeuw bevonden. Het is hier ook heerlijk rustig, zonder de grote reisgroepen die Tulum en Chichén Itzá belegeren. Onder het gekwetter van talloze junglevogels beklimmen we de tempelpiramide Nohoch-Mul, die met 42 meter de op een na hoogste van Yucatán is en worden beloond met een prachtig uitzicht over de eindeloze jungle, die vanwege de poreuze, voedselarme bodem uit tamelijk lage bomen en struiken bestaat. In Cobá maken we voor het eerst kennis met het echte Mexico, waarvan langs de oostkust slechts een vertoeristiseerde versie te vinden is. Een heuse alligator in het meer, vlak bij het terras waar we zitten, bewijst dat.
Van Cobá naar Chichén Itzá
Na een korte etappe langs nog veel meer Yucatánse bosjes arriveren we in Valladolid, een aangename provincieplaats waar een orkest 's avonds op het centrale plein, de zócalo, bolero's speelt en stalletjes churros verkopen, zoals je die in Spanje als ontbijt kunt krijgen. De sfeer hier is koloniaal en vriendelijk en een extra attractie zijn de cenotes, de diepe poelen in de kalkbodem waarin het regenwater zich verzamelt en waarvan er eentje midden in het dorp ligt en een andere op 4 km buiten het dorp. Deze laatste, de cenote Dzinup, is geheel overdekt, met stalactieten aan het plafond en een gat in het midden. Een duik in het heerlijke, kristalheldere water is een wonderlijke ervaring. In de cenotes schijnen zwarte vissen zonder ogen rond te zwemmen, maar die zien we niet.
Chichén Itzá
De 40 eentonige kilometers naar Chichén Itzá stellen niets voor en ruim voor donker arriveren we bij deze meest toeristische Mayaruïne van Mexico, waar we in het dorp Piste een hotel met zwembad vinden. We bezoeken de sound & lightshow bij de indrukwekkende piramide van Kukulcán, waarbij deze in alle kleuren van de regenboog verlicht wordt en ook de beroemde slang die tijdens de lente- en herfstevening langs de trap van de piramide kronkelt, tot leven wordt gewekt.
Geen toerist bezoekt dit deel van Mexico zonder een excursie naar de beroemdste Mayatempels te maken, dus de volgende dag bekijken we de de tempels, het astronomisch observatorium en het balspeelveld in het gezelschap van hordes Amerikanen, Duitsers en Fransen. Helaas is het sinds enkele jaren verboden de piramiden te beklimmen omdat er ernstige ongelukken zijn gebeurd op de steile trappen en omdat het gesteente door de talloze klimlustigen afgesleten is, zodat het fantastische uitzicht vanaf de top van de tempel van Kukulcán niet meer te bewonderen is. Nu ons dit genoegen ontzegd wordt, vinden we de toegangsprijs voor Chichén Itzá opeens overdreven hoog.
Izamal
Na Chichén Itzá komen we op weg naar Izamal zowaar de eerste heuveltjes tegen, die voor welkome afwisseling op de kaarsrechte weg zorgen. Het stadje Izamal blijkt geheel geel te zijn geverfd en is met zijn geplaveide straatjes uiterst fotogeniek. De grootste attractie is het franciscaner klooster, gebouwd op een oude Mayapiramide, dat uiteraard ook geheel okergeel is. Vanaf de 36 m hoge Kinich Kak Mo-piramide vlak buiten het dorp, die met een inhoud van 700.000 m3 het grootste bouwwerk van Yucatán is,�hebben we een mooi uitzicht over het klooster, het stadje en de omgeving. We worden er beloond met een prachtige zonsondergang.
Mérida
Mérida is een geweldige stad, niet alleen omdat we er een fietsenmaker vinden die achtertassen en fietsbroeken verkoopt en we in een prachtig, monumentaal pension logeren, maar ook vanwege de koloniale architectuur en de aangename sfeer. Vooral op zondag bruist de stad als er allerlei toneel-, dans- en muziekvoorstellingen zijn in het kader van het culturele programma Merida en Domingo (Merida op zondag). Vele inwoners nemen dan de gelegenheid te baat een dansje te maken op de Plaza Principal. Een andere attractie is de markt, waar je voordelig hangmatten kunt kopen. Hier kun je vele verkopers, die uit de omliggende dorpen afkomstig zijn, de Mayataal horen spreken.
Ruta Puuc
Ticul is een goed uitgangspunt voor de Ruta Puuc, de tocht langs een aantal minder bekende Mayaruïnes in een heuvelachtig (Puuc) gebied. We zijn blij met onze fietsen, want zonder eigen vervoer ben je al snel aangewezen op een georganiseerde excursie in dit verlaten gebied, waarbij je bij elke ruïne slechts kort kunt rondkijken. En dat is jammer, want zowel Labná, Sayil, Xlapak als Kabáh worden relatief weinig bezocht en de kans is groot dat je hier vrijwel in je eentje kunt ronddwalen tussen slechts gedeeltelijk gerestaureerde gebouwen, waarbij je schitterende voorbeelden van de Maya-bouwkunst kunt bewonderen.
Sommige ruines lijken zojuist aan het oerwoud ontrukt en nauwelijks veranderd sinds ze door Frederick Catherwood prachtig getekend werden voor de 19e-eeuwse bestseller Incidents of Travel in Yucatan van John Lloyd Stevens (bij de boekhandels in Mérida verkrijgbaar), zo constateren we verbaasd. Het intrigerendst is de Codz Poop (Paleis van de Maskers) in Kabáh, waarvan de gevel uit honderden maskers van de regengod Chaac bestaat. We kunnen ons niet aan de indruk onttrekken dat de Maya's hun inspiratie deels in de consumptie van allerlei magic mushrooms vonden...
Laat in de middag bereiken we Uxmal, waar alleen een tamelijk smerige kamer in de Rancho Uxmal op 4 km van de ruïnes betaalbaar blijkt. Helaas is het ook hier verboden de hoogste piramide, de merkwaardig ovalen Tempel van de Tovenaar, te beklimmen, maar vanaf de andere gebouwen, waar we wel op mogen, hebben we in het sfeervolle avondlicht toch een prachtig panorama over de site. Na zonsondergang begint het hard te waaien en wordt het verrassend koud. We zoeken beschutting in de Club Med naast de opgravingen, waar we van een echte Franse viergangenmaaltijd met Delifrance-broodjes genieten, een welkome afwisseling na alle tacos en burritos.
Na Uxmal fietsen we zuidwaarts naar Hopelchén, een oord waar we opeens groepjes Nederlands ogende, hoogblonde blanken in tuinbroeken en strooien hoeden zien. Ze spreken een voor ons onverstaanbaar soort Duits. Het zijn de geïsoleerd levende Mennonieten, die vanuit Nederland en Duitsland via Pruisen, Rusland, Canada en de VS uiteindelijk in de 20e eeuw naar Mexico zijn getrokken. Ze bezitten boerderijen in de omgeving, waar ze queso mennonita maken en komen in het dorp inkopen doen. We raken een beetje in verwarring, want aan de ene kant krijgen we het idee ver van huis opeens tussen landgenoten te verkeren die een merkwaardig dialect spreken, maar aan de andere kant gedragen de Mennonieten zich heel afstandelijk en lijken ze erg argwanend. Het is voor ons onmogelijk niet te staren naar deze mensen, die uit de 19e eeuw naar de moderne tijd gekatapulteerd lijken. De hoteleigenaar is zich terdege bewust van de curieuze sfeer in zijn dorp en met zijn vinger naar het quasi-stiekem naar de tv kijkende groepje mannen sist hij tegen ons: "Mennonitas!" Hoe ver de invloed van deze doopsgezinden in het dorp strekt, weten we niet, maar als we om bier bij het avondeten vragen, blijkt dat er niet te zijn. Het dorp is geheel drooggelegd.
Villahermosa
De volgende dag dag fietsen we langs de boerderijen van de Mennonieten, waarvan de omringende weilanden met keurige witte hekken zijn afgeperkt, richting Campeche, een stad met goed bewaard gebleven versterkingen uit de koloniale tijd. Omdat we snel in Palenque willen komen en ook omdat het traject deels niet echt veilig is, nemen we de bus naar Villahermosa, dwars door een gebied dat door watersnood geteisterd is. Ook in deze drukke, hete stad liggen de zandzakken nog hoog opgestapeld langs de rivier. Villahermosa bezit twee attracties die een kort verblijf hier zeker lonend maken. De eerste is het beeldenpark annex dierentuin La Venta, waarnaar de bizarre, enorme Olmeken-hoofden van de opgravingen in La Venta zijn overgebracht.
Hoe de Olmeken, een volk dat hier tussen 1500 en 100 v Chr. leefde, zulke enorme koppen konden verplaatsen, is nog altijd onbekend. Meer informatie over de Olmeken en hun cultuur is te vinden in de tweede grote attractie van de stad, het Museo Regional de Antropología Carlos Pellicer Cámara, een tamelijk onbekend maar boeiend museum met tal van bijzondere voorwerpen uit de oude Mexicaanse culturen. Zo vind je er bijvoorbeeld kinderspeelgoed van de Maya's.
Palenque
Na een busrit vanuit Villahermosa bereiken we de sfeervolle ruïnes van Palenque, dat aan de rand van het oerwoud ligt. Ook hier is helaas de hoogste piramide voor bezoekers gesloten, zodat we de graftombe en sarcofaag van de Mayakoning Pacal (615-683), diep in de Tempel van de Inscripties, niet kunnen bekijken.
Gelukkig blijft er nog veel fraais te ontdekken, zoals tal van prachtige reliëfs, en we zwerven urenlang tussen de half vergane Mayagebouwen, terwijl overal exotische vogelgeluiden klinken. We stuiten daarbij onder meer op een merkwaardig reliËf van een Maya die een enorme sigaar lijkt te roken (rechts). Palenque bevalt ons van de grote Maya-opgravingen in Mexico het best; het is hier veel rustiger dan in Chichén Itzá en Uxmal, waar grote reisgroepen het beeld bepalen, en de omgeving hier lijkt in al die eeuwen maar weinig veranderd.
Tikal
Vanuit Palenque nemen we de minibus naar de grensrivier met Guatemala, die we na lange onderhandelingen over de prijs in een gemotoriseerde kano oversteken. Vandaar brengt een andere bus ons naar Santa Helena, waar we nog een klein stukje fietsen naar Flores, het toeristisch centrum van waaruit we de ruïnes van Tikal bezoeken, 70 km verderop in de jungle. De lange reis is de moeite waard geweest, want deze uitgestrekt Incastad is volstrekt uniek. Midden in de jungle, bevolkt door apen, vogels en allerlei ander wild, komen we oog in oog te staan met imposante ruïnes, die een schitterende uitzicht over de groene vlakte bieden. We voelen ons verdwaald in een Indiana Jones-film. Vooral tegen zonsondergang daalt er een mystieke sfeer over Tikal neer, zo indrukwekkend dat we bijna de laatste bus terug naar Flores missen.
Omdat we in een dag lang niet alles hebben kunnen zien, dwalen we nog een hele middag rond tussen de restanten van deze stad uit de hoogtijdagen van de Mayabeschaving. We zien enorme ceiba- of kapokbomen, de boom die volgens de Maya's de verbinding tussen het leven in de hemel en dat op aarde vormde.
Dan wordt het tijd de laatste op te maken en naar de grens met Belize te fietsen, over een weg die lange tijd als onveilig gold, maar waar de laatste tijd volgens de lokale bevolking geen incidenten meer zijn geweest. We wagen het er dus maar op.
Belize
Een half opgevreten paard langs de weg belooft niet veel goeds, maar na een rit langs dorpen vol schuwe inwoners bereiken we toch ongeschonden de grens. Een inwoner van Belize, die in Guatemala boodschappen is wezen doen, prijst onze moed. Zelf waagt hij zich niet verder het buurland in dan de eerste winkel.
De sfeer in Belize is niet langer Latijns, maar Caribisch: de voertaal is Engels en een groot deel van de bevolking is zwart. In San Ignacio nemen we onze intrek in een pension met de langste rij huisregels die we ooit gezien hebben. Hard nodig, aldus de eigenaar wiens accent voor ons vrijwel onverstaanbaar is. San Ignacio is verder best aangenaam, maar we moeten verder. In een lange dag over een slechte, winderige weg bereiken we via de hoofdstad Belmopan, waar nauwelijks een levend wezen te bekennen is, de grootste stad van het land: Belize City, een seedy oord waar de meeste winkelruimten door getraliede loketten van het publiek afgeschermd zijn en waar 's avonds na het invallen van de duisternis geen hond meer op straat is. De sfeer is ronduit onaangenaam en we lopen vanuit het hotel zo snel mogelijk naar het eerste het beste restaurant. Overdag is Belize City wat beter te behappen en is de buurt met de houten huizen rond de haven best aardig.
Cozumel
We nemen de bus terug naar Playa del Carmen en maken nog een excursie naar het eiland Cozumel, waar schitterende witte stranden en een azuurblauwe zee een paradijs voor zonaanbidders en snorkelaars vormen. Enorme roggen en barracuda's zwemmen hier vlak onder de kust. Na een dagje strand en zee maken we ons op voor de laatste korte etappe naar Cancun, waar we tegen beter weten in bij Iberia informeren of onze bagage nog is gevonden. Helaas, geen enkel nieuws, en we maken ons op voor een lange strijd over de schadevergoeding...