Skip to content 
kerk
Midden-Europa-route, mei 2015

Fietsen van Praag naar Triëst, door het hart van Europa

Waarom zou je van Praag naar de Adriatische Zee fietsen? Routeboekje-auteur Paul Benjaminse heeft in de inleiding van zijn fietsroutegids Midden-Europaroute 1 een paar honderd woorden nodig om het hoe en waarom van zo'n fietsroute uit te leggen, maar eigenlijk komt het erop neer dat dit een vrij willekeurige streep van noord naar zuid in Centraal-Europa is. Dat maakt de route niet minder aantrekkelijk om te fietsen: van de bezienswaardige hoofdstad Praag via het dunbevolkte Tsjechische platteland en de relatief onbekende Steiermark in Oostenrijk door het verrassend mooie Slovenië naar een onbekend hoekje van Italië dan wel de Kroatische kust. Dat staat garant voor een week of twee fietsplezier door afwisselende landschappen.

Van Praag naar Sedlčany

Ons Praagse hotel Attic, met bergruimte voor de fietsen, ligt vlakbij een metrostation, zodat we nog een mooie avond in de Praagse binnenstad kunnen doorbrengen. En het hotel ligt gelukkig ook vlak bij de fietsroute die Benjaminse heeft uitgestippeld, dus het kost de volgende ochtend geen enkele moeite die op te pakken. Maar al snel daarna begint een eindeloos gezoek naar onvindbare paadjes en afslagen, ook al hebben we een gps-track. We raken verzeild op een autosloperij, een kerkhof en een manege (inmiddels schijnt de route aangepast te zijn).

Nadat we een snelweg zijn gepasseerd, kunnen we gelukkig Tsjechische routebordjes (nr. 11) volgen en over rustige, licht heuvelende weggetjes door knalgele koolzaadvelden bereiken we Sedlčany, een paar kilometer van de route vandaan, waar we overnachten. Het restaurant van het hotel is overvol, en met de nodige moeite vinden we een andere eetgelegenheid, gedreven door vriendelijke meisjes, waar van de veelbelovende menukaart vrijwel geen enkel gerecht verkrijgbaar is. Dan maar pasta met tomatensaus, waarop we een uurtje moeten wachten. Voor wie ook wil onthaasten op het Tsjechische platteland: Pizzeria Ticino is de naam.

Langs Tábor, Ceské Budejovice en Cesky Krumlov

Bohemen is tamelijk heuvelachtig en ontzettend groen. Af en toe rijden we door een bosgebied en dan weer langs nog groene graanakkers of daarmee contrasterende gele koolzaadvelden, meestal over bochtige weggetjes met een matig wegdek. De hellingen zijn nooit lang, maar soms behoorlijk steil.

De dorpen zijn eenvoudig, met bescheiden huizen, vaak uit het begin van de 20e eeuw, aan de gevelreliëfs te zien, en groot is onze verbazing als we opeens een enorm Windsor-achtig kasteel op een heuvel zien liggen bij de plaats Hluboká. Het is dat we er niet rakelings langs fietsen, anders waren we gaan kijken. We overnachten in Kostelec op een vriendelijke camping van Nederlandse eigenaren (inmiddels gesloten) met mooi uitzicht over het Tsjechische land.
Het centrum van de grotere plaatsen als Tabór en Ceské Budejovice is fraai gerestaureerd en op het prachtige marktplein van de laatste plaats genieten we van koffie met gebak.

In de 19e eeuw heette Ceské Budejovice nog Budweis en was het een Duitstalig eiland in Tsjechië. De Duitsers zijn na oorlogen en etnische zuiveringen verdwenen, maar de brouwerij van het bekende Budweiser-bier is gebleven. (Het Amerikaanse Budweiser is van een andere brouwerij, maar dat is een ingewikkeld verhaal).

Zo'n 30 kilometer zuidelijk van Ceské Budejovice bereiken we het mooiste van de Boheemse stadjes: Cesky Krumlov. Dit is een niet te missen pareltje, ook al wemelt het er van de toeristen in de hobbelige keienstraatjes, vooral Japanners en Chinezen. Waar ze opeens vandaan komen, weten we niet, maar ze kijken hun ogen uit bij zoveel pittoreske pracht. Alleen al de brug over het dal is een wonder van bouwkunst en de Moldau, die in het Tsjechisch Vltava heet en het stadje in een lus omarmt, maakt het nog extra schilderachtig. Het routeboekje wil ons de heuvels vol steile hellingen in sturen, maar de provinciale weg naar Rožmberk nad Vltavou langs de Moldau blijkt rustig genoeg om te fietsen. We besluiten ons verblijf in Tsjechië met een voedzame maaltijd van kalfsvlees, kool en knödel, besproeid met Bohemia Sekt.

Naar de Donau en de Gesäuse

Doordat we een alternatief traject hebben gevolgd, kost het in het grensgebied van Tsjechië en Oostenrijk wat moeite de fietsroute uit het boekje terug te vinden. Over smalle paden beklimmen we de ene na de andere steile helling en we tikken bijna de 800 meter hoogte aan. Het is koud en het regent ook nog, maar gelukkig is Gasthof Preinfalk in Reichenthal open en kunnen we op temperatuur komen. Pas na Schenkenfelden volgt een lange afdaling van bijna 20 km door een bebost beekdal richting Donau, waar we in een veel drukkere en duidelijk welvarender wereld belanden.

Bij Mauthausen steken we in een pontje de Donau over en volgen we het dal van de Enns, langs de mooie gelijknamige stad, waar we het ware Oostenrijkgevoel onmogelijk meer kunnen ontlopen: prachtige barokgevels in pasteltinten, fresco's met wapenschilden op de muren, de ene Konditorei na de andere... Het Ennsdal blijkt nog behoorlijk pittig, want anders dan het routeboekje beweert, telt het fietspad flink wat korte, hevige stijgingen en dalingen die verhinderen dat je als fietser lekker in je ritme komt.
EnnsBehoorlijk vermoeiend, maar gelukkig kunnen we 's avonds in Großraming weer op krachten komen in het super-authentieke Oostenrijkse Gasthaus Hanusch, waar we met onze neus in de boter vallen. Het is namelijk de legendäre Mittwoch Knödeltag, en dat betekent dat we voor een habbekrats ordentliche Hausmannskost voorgeschoteld krijgen, die zelfs Feinschmecker naar het dorp lokt, aldus de website van het restaurant. Een aanbevolen adres! Dat we niet echt origineel bezig zijn, bewijst de gemeenteambtenaar die het staangeld op de camping van Großraming komt innen: "U komt uit Nederland en bent onderweg naar de Adriatische Zee," zo begroet ze ons vriendelijk met een blik op de fietsen.

Door de Alpen naar Slovenië

Inmiddels zien we in de verte de ruige, met sneeuw bedekte toppen van de Oostenrijkse kalkalpen en het Nationale Park Gesäuse. In het weidse landschap is het prachtig fietsen, maar we krijgen een beetje genoeg van de vele korte stijgingen op de route en kiezen voor de B117, een 20 kilometer kortere en iets drukkere variant, maar met een regelmatige stijging naar 830 meter. In Gaishorn am See vinden we bij de camperstandplaats een prachtige gedoogplek aan een meertje, met uitzicht op de Alpentoppen. De voetbalclub levert de warme douche.

Rustige en ietwat saaie rivierdalen volgend bereiken we in de middag de uitzonderlijk fraaie camping Murinsel in Großlobming, met een loungeruimte waar je zelf je broodjes kunt afbakken en in ruil voor wat geld in een mandje drankjes uit de koelkast kunt halen. Wat een gastvrijheid. Een Fransman die met een bagagekar lopend door Europa trekt, is minder te spreken over de Oostenrijkers. Hij wordt voor zwerver versleten. Godvruchtig zijn ze hier in elk geval wel, zo blijkt uit een enorm kruisbeeld in Wolfsberg.

Dat we Slovenië naderen, zien we aan de plaatsnaamborden, die hier tweetalig zijn; dat is niet zonder slag of stoot gegaan; dit van oudsher betwiste gebied kent een roerige geschiedenis. We kruisen de rivier de Drau, die we eerder oostwaarts al eens volgden tot in Kroatië, op weg naar Belgrado; nu fietsen we naar het zuiden en moeten we de Karawanken oversteken via een flinke pas, de Seebergsattel van 1218 meter. Het is een mooie, regelmatige stijging over een prima weg met vele haarspeldbochten, en omdat het zondag is, krijgen we er gratis een gigantische pot lawaai van tientallen motorrijders bij. Tip: houd je van rust, fiets deze pas dan op een werkdag.

Door Slovenië naar Triëst

De afdaling naar het Sloveense Jezersko is prachtig, en op de minicamping krijgen we bijna voor dezelfde prijs als een kampeerplekje het hele Matratzenlager aangeboden, met uitzicht op de besneeuwde bergtoppen. De rest van de afdaling naar Kranj verloopt de volgende dag minder voorspoedig. In het achterwiel van Annemaries fiets komt steeds meer speling en doorrijden lijkt geen optie. Op zoek naar een fietsenmaker zetten we koers naar de stad Kranj, rijden verkeerd, stoppen en blijken opeens tegenover een eersteklas fietsenwinkel te staan, gespecialiseerd in race- en trekkingfietsen (Valy, Cesta na Brdo 52, Kranj/Kokrica). Wat een mazzel.

Het euvel is in een uurtje verholpen en zonder verdere incidenten bereiken we via keurige dorpjes met witgesausde kerkjes de provinciestad Skofja Loka. De laatste 20 km naar Gorenja Vaz voeren over route 210, volgens het routeboekje een "niet te drukke weg", maar onze ervaring is op deze doordeweekse middag heel wat minder relaxed: volop kamikaze vrachtverkeer, uitlaatwalmen en nauwelijks een berm om uit te wijken. Een afrader dus, maar het probleem is dat er geen enkel alternatief in de buurt is. Gelukkig vermindert het verkeer na Ziri flink en kunnen we weer een beetje van de omgeving genieten.

Om het kasteel van Predjama te bereiken, moeten we een klim van 15 procent voor lief nemen, maar het is de moeite waard. Half in de kalkrots ingebouwd maakt het een ongenaakbare indruk. Het laatste gedeelte van de etappe naar Vremski Britof is net als de vorige dag geen pretje: veel vals plat vlak langs de snelweg, en aan het eind een lastige afdaling over een stenig pad (neem liever de hoofdweg 409/405 via Divača). De camping is bijzonder: een enorm leeg grasveld vol hobbels, zo groot dat je niet meer weet waar je je tent moet neerzetten. Rustig is het er in elk geval wel.

De karstgrotten van Skocjan, waar een woeste rivier doorheen stroomt, zijn zo overprijsd dat we ze links laten liggen. Toch loont het om de fiets hier even te parkeren, want achter het restaurant loopt een paadje van 500 meter naar een uitzichtpunt, waar je de rivier door de afgrond in de diepte ziet kolken, een spectaculair gezicht.
Na Kozina slaan we rechtsaf en over een mooi halfverhard pad, dat het voormalige traject van een spoorlijntje volgt, bereiken we de bovenstad van Triëst, 300 meter boven de zee. Hier laten we de fietsen op de camping achter om met de bus (de tandradtram is kapot) naar de benedenstad af te dalen.

Een bezoekje aan Triëst, van oudsher een Habsburgs bolwerk, blijkt zeker de moeite waard; het is een niet door toeristen overlopen, gezellige stad met een indrukwekkend plein aan zee, de Piazza dell'Unitá. Bij de hooggelegen kathedraal, waar ook Romeinse restanten en een oorlogsmonument in realistisch-fascistische stijl te vinden zijn, hebben we uitzicht over de stad en de haven, bijna even mooi als vanaf de camping.

Tijd voor de laatste etappe. We volgen richting Monfalcone de niet-bewegwijzerde fietsroute FVG2 (zie OpenCycleMap) over mooie kronkelweggejes door de heuvels langs de Sloveense grens (langs de zee is geen fietsbare route vanuit Triëst). Pas bij Aurisina daalt de route naar zeeniveau af en via de badplaats Grado – goed voor een middagje strand – en de camping van Aquileia fietsen we naar het station van Cervignano del Friuli om de regiotrein naar Venetië Mestre te nemen (Tip: Venezia Camping Village ligt vlakbij het treinstation van Mestre en aan de weg naar de luchthaven Marco Polo; bushalte naar Venetië voor de deur).

Gefietste route

Etappe Km* Stijging
in m**
Praag (Attic Hotel) – Sedlčany (Hotel Florián) 77 1032
Sedlčany – Kostelec (Camping Kostelec (inmiddels gesloten)) 90 1203
Kostelec – Rožmberk nad Vltavou (Hotel Růže) 82 989
Rožmberk nad Vltavou – Au an der Donau (Camping Au) 83 794
Au an der Donau – Großraming (Camping GroßRaming) 78 891
Großraming – Gaishorn am See 94 1585
Gaishorn am See – Großlobming (Camping Murinsel) 75 740
Großlobming – Lavamünd (Camping Lavamünd) 89 586
Lavamünd – Jezersko (Camp Jezersko) 69 1244
Jezersko – Gorenja Vas (Hotel Gostilna Lipan) 70 648
Anduze – Vremski Britof (Camping Dujčeva Domačija) 82 1212
Vremski Britof – Triëst (Opicina) (Camping Obelisco) 35 474
Triëst – Grado – Aquileia (Camping Aquileia) 76
Totaal 1000 km

* Inclusief omwegen voor boodschappen etc.
** Op basis van gecorrigeerde gps-data

strand

Aan de Adriatische kust