Fietsvakantie op Sri Lanka, 2013
Fietsen tussen theestruiken en culturele ruïnes
tekst: Annemarie Verhallen
Sri Lanka is geen moeilijk land. De rechteloosheid die je als fietser ten deel valt bij het verlaten van luchthaven Colombo is even schrikken, maar na 10 minuten zijn we weer gewend en storten we ons als vanouds tussen vrachtverkeer en kamikaze-tuktuks. De provinciale weg naar Negombo is best te doen en navigatie is gemakkelijk. Op de luchthaven stonden snelle jongens klaar om ons een simkaartje voor de telefoon te verkopen. En even later liggen we al lekker bij te komen op de beach, waar Rita ons onmiddellijk komt entertainen met haar mobiele batikwinkel, gevolgd door de man met de dikke slang en een reeks andere marskramers. Echt storend is het niet, afgezien van het feit dat ik me te pletter schrik wanneer ik één oog opendoe en mijn hele gezichtsveld gevuld wordt door een slang.
Dagtochtje Hamilton Canal – 52 km
Om erin te komen doen we een lekker strandfietstochtje langs de lagunes. Kers op de taart is een expeditie per boot door het plaatselijke natuurpark. Ze hebben alle bordjes naar het info-center weggehaald, zodat we na een hoop verkeerde afslagen nog net op tijd in de boot kunnen springen. De parkopzichter gooit gedienstig twee flesjes cola achter ons aan. We worden voorin geplaatst met superuitzicht op allerlei prachtige vogels, monsterlijke varanen en een babykrokodil. Later lezen we dat er een ecologisch krokodillenprobleem is: doordat de kustwateren verzilten trekken de monsters naar het binnenland alwaar ze regelmatig een wasvrouw verschalken. Zo`n bericht relativeert de problemen met het vee op de Oostvaardersplassen weer een beetje!
Puttalam – 102 km
Eerste echte reisdag. Kopwind, maar het gaat best goed, ondanks de grote weg. ‘'t is lekker breed en het asfalt is glad. Er is veel te zien onderweg, Geïnspireerd door de hindoes plaatsen de christenen enorme roze Maria- en Jezusbeelden in babykleurige kapellen op de kruispunten. Bij Mahawewa kan je een stukje van de weg af langs de kust, er staat een bordje naar Chilaw. Daar aangekomen heeft Peter wel zin in soep.’Yesyes’ zegt de uitbater en brengt een indrukwekkende berg rijst met curryhapjes, dat eet namelijk iedereen ‘s middags. Heerlijk hoor, zodra de toeristen uit beeld zijn verbetert de kwaliteit van het eten net zo snel als de prijs omlaag gaat. Prachtige bomen langs en over de weg en overal vriendelijke mensen die ons toelachen.
Aandachtpuntje is het alomtegenwoordige gebrek aan privacy voor een plasje. Ik trek me even terug achter de spoorlijn en prompt komt de eerste trein van deze dag langs. Ook ligt er een half opgevreten koe. Heel avontuur, een plasje doen op Sri Lanka! Bij de volgende pauze brengt een familie een berg jackfruit en twee kokosnoten. Wat lief, en met name de kokosnoten zijn zeer welkom. Een paar km voorbij Puttalam, op de weg naar Anuradhapura vinden we een wat versleten doch zeer sfeervol guesthouse, met een enorme waranda speciaal voor ons. Ze koken een supermaaltijd met ongevraagd een heerlijke papaya toe.
Jammie! Dit keer geïnspireerd door de moslims worden we de hele avond luidruchtig geëntertained door christenen. Bij het slapen gaan is er nogal wat onrust. Warm en jeukerig, raam open en weer dicht en als toetje een rommelend beestje in de airco op een paar cm van mijn hoofd. Eindelijk rust, dachten we, maar midden in de nacht kwamen de moslims en de christenen weer.
Anaradhapura – 80 km, 383 m stijgen
Mooie rustige weg met zachtglooiende heuveltjes. We hebben een flinke tegenwind. Tot onze verrassing stuiten we op een echt Italiaans restaurant met een Italiaans sprekende Sri Lankaan en echte pasta. Hij vertelt dat de waarschuwingsbordjes voor olifanten geen grapje zijn; iedere maand doen de dikbuiken een rondje buiten het park. Dat zal een toestanden geven bij al die hutjes met bananen en kokosnoten! Behalve de olifantenbordjes ziet we ook vele enorme posters met een onsympathiek ogende man met een snor. Ah, de president! We maken een mooie tijd naar het Anuradhapura waar we ons verbazen over de grote hoeveelheden prachtige, maar vernielzuchtige slingerapen. Je zou je huis niet meer in durven!
Er zijn hier héél veel hotels die best vol zitten. Ons uiteindelijke, gloednieuwe hotel is moeilijk te vinden omdat ze nog geen naamborden hebben aangeschaft. Het ziet er prachtig uit, maar begint al uit elkaar te vallen. De kok is ook nog nieuw en kookt úren over iedere tafel. Daarna hebben we lekker van de avondkoelte genoten op ons schitterde balkon. We verbazen ons over de buren van dit etablissement. Zonder overleg wordt er een onafzienbare reeks schaars geklede buitenlanders op een uitzichtpost boven hun achtertuin gezet. Ze zwaaien telkens lang en blij, tot we terugzwaaien. Stel je voor dat onze buren zoiets zouden flikken in Nederland, we zouden ons huis verlaten! We genieten dankbaar van het geweldige uitzicht op de tropische tuin. Reeksen vreemde vogels en prachtige bomen.
We blijven twee dagen in Anuradhapura, best aangenaam, maar in één dag heb je het eigenlijk ook wel gezien. Je kunt een heel stel goedkope attracties bekijken die erg mooi zijn, in het zuiden en midden van de stad, of een erg duur kaartje kopen om tussen de ruïnes in het noorden te zwerven. Eigenlijk vonden we de goedkope attracties mooier. En tip: als je tegen zonsondergang in het noorden gaat kijken zijn de vele controleposten verlaten en is het gratis. Met als bonus dat de sfeer tussen de verlaten ruïnes ‘s avonds veel geheimzinniger is.
Sigirya – 73 km, 302 m stijgen
Niet alleen de kok van ons hotel is uiterst sloom, ook de ober weet alle records te verpletteren met de tijd die hij neemt om de tafel te dekken. Ik krijg er jeuk van. Het hotel is volgelopen met Chinezen en wij vrezen het ergste voor de estimated arrival time van ons ontbijt. Geïnspireerd door zijn lege maag ziet Peter kans een redelijk ontbijt op de kamer te krijgen. De ober doet nog 1x zijn zenuwslopende act met het superlangzaam plaatsen van het bestek, op ons nachtkastje. Waarna ik de hele handel oppak om op het mooie balkon te ontbijten. En zo zijn we toch nog op tijd weg.
Eindelijk de wind in de rug. Weer is de weg mooi en redelijk rustig. Het laatste stuk zijn we binnendoor gestoken, met behulp van Google Maps over zandpaadjes langs een kanaal en een meer, erg landelijk. Het is een beetje zoeken naar een behoorlijk hotel voor een redelijke prijs, maar er is een ruim aanbod en we installeren ons net na de afslag op de weg naar Sigirya. Goede keuken hier met een ober die heerlijk snel bestek kan plaatsen. Sigirya is niet te missen, maar – tip – de nog mooiere attractie is gratis; achter Sigirya is een tweede, aanzienlijk minder bekende vulkaankegel. Het eerste stuk omhoog is erg makkelijk, achter een tempel gaan trappen omhoog naar een liggende boeddha.
Daarna moet je even tussen hopen enorme steenblokken door klauteren. Let voor de juiste route op de sporen op de grond. Maar dan kom je ook op het mooiste plekje ter wereld, met een heerlijke temperatuur, schitterend uitzicht op Sigirya met de meutes toeristen en bijna de wereld voor jou alleen. Waanzinnige plek voor een lunch! En daarna heb je nog tijd genoeg over voor Sigirya. Om daar naar boven te kunnen moet je flink dokken en niet teveel last hebben van hoogtevrees, want het gaat over hele enge trappen.
Kandy – 67 km, 652 m stijgen + stukje auto
Gietende regen. Op het laatst toch maar vertrokken, eerst naar de rotstempels van Dambula. Mooie tempels maar een waarschuwing is hier op zijn plaats; vermijd het 10-rupees-toilet. Regenregen. Fris. Mooie bochtige weg met prachtige bomen, maar hij is te smal en het verkeer is heftig. Af er toen moeten we van de weg om het vege lijf te redden. In Matale denken we een hotel te vinden, maar het is er heel smerig en onoverzichtelijk en we rijden maar door, het is nog maar 25 km naar Kandy.
We schieten echter voor geen meter op, we moeten telkens stoppen door het zware verkeer, langzaam afdalen i.v.m. de zware regen en dan moeten we nog een heuse bergrug over! 50m onder de pas slaat mijn ketting muurvast. Terwijl we er bij invallende duisternis in de regen mee worstelen, stopt er een busje om ons naar Kandy te katapulteren. Zelfs met de bus is dat nog een hele klus, want de weg is superdruk en smal. De chauffeur brengt ons naar een hostel dat uiteraard, gezien de omstandigheden, veel te veel geld vraagt. Storm en gietregen, we doen het er maar mee voor vandaag. Iets te laat lezen we dat we vanaf Matale oostelijk om hadden gemoeten, daar loopt een veel fietsvriendelijker route.
Kandy
De oude hotelbaas geeft ons de volgende dag, na de nodige onderhandelingen, een veel mooiere kamer voor hetzelfde geld. Hij kan er wel mee lachen dat wij snappen hoe het werkt met de commissies. Zijn hotel ligt wat afgelegen en hij doet zijn hele leven niets anders dan onderhandelen met inhalige taxichauffeurs. "It is better then robbing people," zegt hij over de acties van onze chauffeur en zijn collega’s. Of we desgevraagd tegen onze chauffeur willen zeggen dat een goedkopere kamer hebben bedongen, anders moet hij weer roepies afdragen.
We wandelen naar de stad en lunchen daar in een koloniaal pand waar alleen buitenlanders logeren, en bijna alleen locals eten. Wat wil dat zeggen over het eten? Juist, lekker spicy. Kandy is ooit een aardig stadje geweest met leuke attracties en je kunt een tochtje fietsen naar de mooie botanische tuinen, maar de charme is er helaas af. De wijde omgeving is hier vergiftigd door het afschuwelijke verkeer. Bovendien is het ons hele verblijf erg nat, dat komt ons genoegen natuurlijk ook niet ten goede. Vanwege de aanhoudende nattigheid besluiten we met de trein omhoog te gaan naar Nuwara Eliya. Er staan lange rijen locals voor de loketten, gelardeerd met bezorgd kijkende toeristen. Een Engelsman komt ons inlichten dat hij net voor nop 20 minuten in de rij heeft gestaan, maar even later hebben we gewoon een kaartje voor Nuwara Eliya, zij het derde klas. Let op: meestal moet je overstappen in Peradeniya, 8 km verderop en dat is geen goed idee, je mag je fietsen namelijk niet zelf overladen. Beter is het dus om dat stukje gewoon zelf te fietsen, ook al is het verkeer verschrikkelijk.
Nuwara Eliya – 14 km, trein
Kalmpjes opgestaan, ontbeten en ingepakt. Als gevolg van de aanhoudende regen stinken alle kleren als de hel, ook alles wat we niet eens gebruikt hebben. Met sjaaltje over mond en neus gaat het richting station over de ultieme stinkweg. Daar blijkt dat het schema van de spoorwegen in de soep is gelopen. Er zit een stel Gooise meisjes al 4 uur te wachten, dus dat geeft weinig hoop op de goeie afloop. Onze fietsen moeten van de chef in een 10 minuten eerdere trein. Ondanks onze smeekbeden bij de stationschef mogen we niet op dezelfde trein. De fietsen verdwijnen. En er komt zowaar een prachtige trein met correcte reserveringen die vlot naar de bestemming rijdt terwijl wij heerlijk uit de deur kunnen hangen.
De uitzichten over de theeplantages zijn schitterend. Enne, bijna de hele tijd schijnt de zon. We arriveren op een mooie tijd op het stationnetje wat nog een flinke klim onder de stad ligt, maar er zijn geen fietsen, ai. Daar zitten we en we verliezen daglicht…Tegen zonsondergang komt een stoet busjes de berg af en verrek, daar is de trein waar de fietsen uitkomen en eindelijk de Gooise meisjes. Ondanks het late uur fietsen we toch de berg op, ik heb echt geen zin om ons weer in een busje te laten proppen.
Inmiddels heeft Peter op het internet een hotel gevonden dat we voor het donker kunnen halen. Daar blijken we de enige gasten, zodat de ober, in een koloniaal uniform, de hele tijd achter ons aanloopt met thee en menu's, en rijst en curry's blijft opscheppen en biertjes inschenkt. In de verder lege eetzaal hangt een buitenproportionele hertenkop die wat triest naar ons maal staart. Heerlijk bed en geen muggen op deze hoogte. Vijf minuten vóór afgesproken ontbijt-tijd staat de ober op de deur te kloppen. Tijdens het ontbijt, onder het enorme hertenhoofd blijft hij gedienstig met schaaltjes schuiven zodat we bijvoorbeeld niet zo ver hoeven te reiken naar de boter. Tijdens het inpakken komt hij weer kloppen of we al weg gaan en blijft dan achter de deur staan wachten. Héél behulpzaam, maar wel een beetje benauwend.
Haputale – 62 km, 810 m stijgen
We gaan verder omhoog over de kapotgereden weg. Het dorp Nuwara Eliya ligt op 1800 meter hoogte, en de Engelsen hebben de prachtigste landhuizen tussen de naaldbossen gebouwd. Het ziet er heel Engels uit en het regent ook nog een beetje Britsachtig. Vanaf Nuwara Eliya moeten we flink dalen en daarna golft de weg, het wordt nooit steil. Er zijn mooie uitzichten over de theevelden.
In Haputale vinden we een prachtig appartement met uitzicht bovenop de wolken die vanuit de vlakten in het zuiden proberen op te stijgen naar ons hotel. Biertje erbij en er blijft niets te wensen over. Na het eten een yoghurtje gehaald bij de apotheek, want geen een andere zaak heeft hier in Haputale een koelkast. Er zijn ook grote potten gevuld met losse Amoxicilline (antibiotica), maar die hebben we gelukkig niet nodig. In Sri Lanka eet je meestal in je eigen hotel, dus de ober komt bij de hut vragen wat we willen eten. Peter denkt er gelukkig net op tijd aan om hem ‘spicy!’ achterna te roepen, anders krijgen we weer slappe hap. De hap is echter prima, voor het eerst krijgen we een mooi stukje vis, óók opgestegen uit de vlakten.
Rondje Lipton's seat – 32 km, 647 m stijgen
We willen naar Lipton's’ seat. Sir Lipton reed indertijd in de vroege ochtend naar dit topje om over zijn landerijen te kijken. Gezien de steile hellingen moet het een pittig paardje geweest zijn. Je moet er vóór 10 uur arriveren, anders gaat het gieten. Wat een klimaat hier! Vooralsnog is het lekker zonnig, dus we trekken ons niets van de waarschuwingen aan en vertrekken in ons normale, slome tempo. ‘t Is vakantie zeg. De theeplantages zijn prachtig en de mistflarden zorgen voor een geheimzinnige sfeer. Na de theefabriek wordt de weg langdurig boven 10%, maar mooi! Het eerste stuk denk ik over opgeven, want we moeten telkens op hele steile stukjes afstappen om vieze busjes te laten passeren. Gelukkig houden we vol, want het wordt snel beter. En de mensen vinden ons erg leuk. Ik verbaas me over de theepluksters, ze laten me zien hoe ze plukken, in het kommetje tussen de tweede en derde vinger. De huid is een beetje verkleurd, maar toch zacht. Míjn vel zou binnen 15 minuten open liggen. Op 1800 meter staat een jongen met kaartjes. ‘I thought it was free for cyclists?’ probeer ik. ‘Two bicycles for free, two persons 100 rupees’, antwoordt de jongen gevat. Het begint te regenen. We schuilen even in het hutje waar druk thee gewogen wordt en besluiten dan dat de bui niet doorzet.
Eenmaal op de top giet het zo hard en is het tegelijk zo mistig dat we het beloofde theetentje tot onze teleurstelling niet zien. Gelukkig komt de uitbater ons met een waterdichte parasol halen. Binnen zitten twee jongelui uit Portugal en Australië. We krijgen thee en 4 heerlijke kroketten en het wordt erg gezellig. Als het begint te onweren sluit de uitbater angstig de deur. In een hoekje zit een klein jongetje met enorme angstogen te trillen. Ze vertellen dat er kortgeleden hier een toerist door de bliksem is gedood. Dan blijven we nog maar even. Plensbuien. Er is geen wachten op en na een uur dalen we maar af. Valt niet mee over de kleddernatte weg. De theeplukkers zijn ‘m bijna allemaal gepeerd. In de aanbevolen theefabriek moeten we flink wachten, maar dan krijgen we een bliksemsnelle maar heel interessante rondleiding terwijl de arbeiders ons stralend toelachen tussen enorme bergen ceylonthee.
Belihul Oya – 40 km, 395 m stijgen
Langdurig ingepakt door de nattigheid en pas om 10 uur weg. Mijn remblokjes vóór blijken in de afdaling door het natte gruis helemaal te zijn versleten en achter is ook al niet geweldig. Oeps, de extra remblokjes liggen een beetje in Nederland en in dit kraaiennest fietst echt helemaal niemand. We maken een zij-uitstapje naar landgoed Adisham. Het huis en de tuin zijn mooi en je kunt er een aardige boswandeling met uitzicht maken, alleen is het een extra klim en dus een extra afdaling met op scherp staande remblokjes. Eenmaal terug gaat het geweldig plenzen. Even gewacht en dan toch, met samengeknepen remmen en billen aan een steile veel te natte afdaling begonnen. Ik verwacht ieder moment staal op staal te horen. Prachtige weg, maar nat! Af en toe schuilen we als het al te gek wordt met het onweer.
In een dorpje zie ik fietsbanden. Ik naar binnen. Om met een makkelijke te beginnen vraag ik ‘Nescafe?’. Nee is er niet. Brakeshoes dan? Jazeker, hij komt met een pot vol, helaas allemaal van een onplaatsbaar systeem. Oei, in dit land van noodstops heb ik erg graag twee remmen. Zonder ongelukken en met werkende remmen arriveren we bij hotel ‘The Pearl’, van harte afgeraden door de reisgids. De jongens van het hotel reageren verbijsterd op onze binnenkomst. We snappen waarom als we in het gastenboek ontdekken dat er 1x per maand buitenlandse bezoekers komen. We zijn wéér de enige gasten. Zowaar is er warmachtig water. Peter vraagt om handdoeken en krijgt er 1. Tsss, dezelfde gewoonte als in India! Het blijft regenen.
Uda Walawe 63 km, 545 m stijgen
De restaurantfaciliteiten in dit vervreemdende hotel zijn gigantisch en ook erg gelikt. Fijn ontbeten tegen de mooie jungletuin aan. Eerst moet er iets aan mijn remblokjes gebeuren. In Balangoda vinden we een keurige onderdelenwinkel. Ze hebben 1(!) geschikt blokje te koop, ahhh, maar een stukje verder, bij een speelgoed fietsenwinkel hebben we beet. Blokjes gemonteerd, dat lucht op. Bovenaan een helling van 12% staat een enorme varaan met woeste kleuren. Hij neemt pas de poten als er een auto aan komt. We komen wederom totaal verzopen op de vlakte aan, maar dan klaart het gelukkig eindelijk op.
Bij de elephant orphanage van Uda Walawe willen we een hotel zoeken, maar een loslopende park ranger weet ons om te kletsen om direct mee te gaan op safari. ‘s Avonds is veel beter dan ‘s morgens!’ Het wordt me niet helemaal duidelijk waarom dan, want we krijgen mooie beelden van olifanten te zien, maar het is niet spectaculair. Volgens mij hebben ze hier véél te veel olifanten. Ik vraag de gids of ze ook aan olifanten-birth control doen, maar opeens is zijn Engels een stuk minder. Nu moeten we in het donker alsnog een hotel te zoeken, maar dat blijkt gelukkig nogal eenvoudig. We komen al snel in een soort losmen terecht. De eigenaar is diep teleurgesteld wanneer hij begrijpt dat we geen safari bij hem gaan kopen. Ah, vandaar dat de kamer zo gunstig geprijsd was, de eigenaar anticipeerde op provisie voor de safari.
Tangalle – 69 km, 426 m stijgen
Om 7.45 uur ontbijt besteld, maar om 7.15 uur, als we nog in diepe rust zijn wordt er al aanhoudend aan de deur geklopt. Iedereen is hier erg vroeg op, vanwege de ochtend-safaris. Dat wordt weer oude eieren en taaie broodjes. Daarna naar de orphanage, niet te missen, die kleine olifantjes die netjes op een rijtje melk uit een trechter krijgen. Om 11 uur zijn we vertrokken in de gloeiende hitte. De specialiteit van de streek is buffelyoghurt. Het wordt in grote aardewerken bakken aangeboden in stalletjes langs de weg. We maken moeiteloos zo’n megabak met honing soldaat bij een vriendelijke dame met 4 tanden. Vandaar nemen we binnenwegen en dat gaat prima, lekker rustig en heel veel groen. Dan gaat het weer enorm plenzen en stuiven we net op tijd een eettent binnen in Middenya. Als het ophoudt met plenzen gaan we weer. Hee weer file, wat nu weer! Er stroomt een woeste rivier dwars over de weg. Eerst rijden durfals door het water. We wachten een tijdje, maar het wil maar niet zakken.
Als het weer begint te regenen gaan we voor plan B; we leggen we Peters niet-waterdichte tassen boven op de fiets en waden tot aan de assen door de stroom. Eenmaal opgedroogd houden we een pauze bij een meertje langs de rijstvelden. Jongetjes bijten gele kokosnoten open. ‘Ohh, niet met je tanden’ roep ik in het Nederlands. Ze lachen hun gezonde tanden bloot en komen ons er ook twee brengen. Je kunt zomaar met een zakmes het kroontje er uit snijden, het sap spuit over je handen. Erg lekker. Er zijn veel lage heuveltjes, maar het laatste stuk gaat vals plat naar beneden, zoef. Mooie tijd in Tangalle waar we een prachtig nieuw hotel vinden met een balkon met uitzicht op de denderende zee. Mmm, lekkere vis ‘s avonds.
Mirissa – 59 km, 214 m stijgen
Vandaag rijden we langs de kust. De weg is heftig vanwege de vele kamikazepiloten, maar aan de goede kant zijn er flink wat attracties. Eerst komt de blowhole, een rotsspleet waarin het zeewater spectaculair omhoog spuit. Peter blijft even bij de fietsen terwijl ik de zaak over de rotstrappen verken. Ik word direct aangesproken. ‘Where is your husband ma’am?’ Tjonge, wat lijkt het me vermoeiend om hier als vrouw alleen te reizen. Volgende attractie is de vuurtoren op de zuidpunt van Sri Lanka.
Omdat we even op de rotsen naar de zee blijven kijken zakt de toegangsprijs vanzelf, van 1000 naar 600 rupees. Boven hebben we vanaf het enge balkon het schitterende uitzicht voor onszelf. En tot slot bewonderen we het Dutch Fort in Matara Wat een wilde romantiek, de met junglebomen overwoekerde torens en een kerk met Nederlandse grafstenen uit de 17e eeuw. Als we ook nog even naar het Nederlandse bastion willen kunnen we de zesbaansstraat maar niet overkomen. Geen nood, een politieagent legt het verkeer voor ons stil. Dat is nog eens service!
Afgaand op de Lonely Planet denken we in Mirissa een paradijselijke beach te vinden, maar onze stinkende weg loopt dwars tussen de guesthouses door, wat de sfeer bepaald verpest. Met veel moeite vinden we een betaalbare mooie hut aan het strand. Biertje, mojito, mooie vis voor niet al te veel geld, lekker zitten op ons eigen terrasje. Maar dan komt het. Bob Marley gaat aan en niet meer uit, keihard tot 1:30 uur. We are not amused. De volgende ochtend checken we tot grote verbazing van het voltallige personeel uit en gaan we op zoek naar een alternatief.
Alle tenten aan het strand zien er even disco-achtig uit, dus we capituleren naar een stukje landinwaarts. En dan kunnen we eindelijk plat op het strand. We vinden een schaduwboom speciaal voor ons en zwemmen heerlijk tussen de knallende brekers. Ik vind nog dagen zand in mijn oren. Weer heerlijk vis gegeten op het strand. Zo komt het toch nog helemaal goed tussen ons en dit plaatsje, al is het dan geen Thailand.
Galle – 36 km
Lekker fietsen vandaag over de soms wat kamikazeachtige weg, maar het is best te doen en ook erg mooi. We komen nu serieus in package-toerisme territorium. Als we een Milo’tje willen drinken op een terras boven zee hebben ze ‘t niet en er hangt een bordje dat je minstens 1000 rupies moet besteden. De manager biedt aan dat we op straat een drankje halen en het daar opdrinken, dat is wel weer heel lief. In het fort Galle staan mooie koloniale hotels, maar je moet stevig afdingen om iets tegen een redelijke prijs te krijgen. En om normaal Sri Lankaans eten te krijgen moet je het fort weer uit; vlakbij achter het station is het geen probleem. Maar verder vinden we Galle beiden een toppertje.
Er hangt een fantastische sfeer tussen de oude muren, Europees, maar in tropische vergankelijkheid. Hoe lang zal het hier nog zo sfeervol blijven? De eerste koffiebars verschijnen al in de huizen van de VOC. We kijken naar de oude kerken en naar de moslims die uitgelaten in zee rondduiken terwijl hun vrouwen gesluierd op de kant moeten blijven. Hier is eindelijk rustig snorkelwater, maar als attractie is het wat minder toegankelijk, zo midden in een preutse stad. Nou ja, ik heb toch niet voor niets mijn snorkel de wereld over gesleept. Met een korte broek en een T-shirt aan is het toch nog lekker zwemmen.
Colombo naar luchthaven – 36 km
We ontbijten op het dak van het hotel met fantastisch uitzicht op de antieke vestingmuren. We wandelen nog een stukje door onze vaderlandse geschiedenis, maar dan wordt het echt tijd om aan de terugreis te werken. Dit keer is het totaal geen probleem om vrachtkaartjes voor de fiets en kaartjes voor tweede klasse te kopen. Het is weer een mooie treinreis, soms vlak langs de zee, maar het is wel erg vol in de coupés. 50 km voor Colombo beginnen de slums. De trein zal doorrijden naar Kandy, dus we spreken af dat Peter op ons eindstation zo snel mogelijk naar de fietsen gaat en dat ik dan de pakken uit het raam gooi. De trein loopt het station binnen en onze coupé zit direct verstopt met een keihard proppende menigte van botsend in en uitgaand verkeer. Ik heb geen enkele kans met mijn vijf tassen. Een vrouw gebaart ze door te geven naar het raam, waar ze ze tot mijn schrik direct aan een man op het perron geeft.
Eenmaal op het perron staan we tussen onze bezittingen verbijsterd uit te hijgen. Het leken zulke nette mensen! Peter vraagt of ik mijn moneybelt nog heb, maar dat is keurig in orde. Geen heren in het verkeer, maar ze weten hier wel van mijn en dijn. Zowaar zijn we binnen de kortste keren Colombo uit, zodat we nog even kunnen relaxen op een strandje met een heerlijke papaya. We hebben een late vlucht, maar fietsen toch maar gewoon naar de luchthaven. Je kunt vlak voor de luchthaven tijd stuk slaan in een prettig Indiaas restaurant. Daar hebben we tijd voor de eindevaluatie.
Eindevaluatie
Van ons krijgt Sri Lanka als fietsbestemming een 7,5.
- Het is erg mooi langs de weg, met veel groen en rare beesten
- De mensen zijn erg aardig (behalve voor alleengaande vrouwen)
- Er is geen gedonder over geld (behalve de absurde toegangsprijzen dan)
- Stranden waren niet top, maar toch wel erg mooi met leuke restaurants
- Eten was super (if you like it spicy)
- Verkeer was erg smerig en bij tijden asociaal met als dieptepunt een volledig vergiftigd Kandy
- Het uitzicht vanuit Haputale was uniek
- We misten een beetje het avontuur. In drie weken tijd kan je net de hoogtepunten afwerken, maar dat heeft tot gevolg dat je van tourist-trap naar tourist-trap fietst. Als je meer tijd hebt, is er, blijkens verhalen van andere fietsers, genoeg gelegenheid om lekker te verdwalen op het eiland.
Tot slot, en niet onbelangrijk: neem antimuggenspul met DEET mee. Vreemd genoeg is dat er bijna niet, maar er zijn wel hopen muggen!